Op 4 juli 2014 heeft de Internationale Rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam een herstelbeslissing genomen in de zaak van een opgeëiste persoon, geboren in Groot-Brittannië. Deze beslissing volgde op een eerdere uitspraak van 13 januari 2014, waarin de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Britse autoriteiten toelaatbaar had verklaard. De rechtbank constateerde dat er een kennelijke misslag in het dictum van de eerdere uitspraak was, waardoor het noodzakelijk was om deze te herstellen. De oorspronkelijke uitspraak betrof een verzoek om overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon was gedetineerd in Nederland en er waren drie strafbare feiten volgens Brits recht aan hem ten laste gelegd. De rechtbank heeft in de herstelbeslissing het dictum aangepast, zodat het nu luidt dat de overlevering van de opgeëiste persoon wordt toegestaan ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in Groot-Brittannië. Deze herstelbeslissing is gepubliceerd onder ECLI:NL:RBAMS:2014:4113 en is van belang voor de rechtsgang in de overleveringsprocedure.