ECLI:NL:RBAMS:2014:5155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
14/1357
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijstandsverzoek wegens inkomsten uit verhuur en de uitleg van beschikken onder de WWB

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiseres en haar (ex)partner ontvingen bijstand naar de norm voor gehuwden, maar verweerder heeft € 1.280 per maand in mindering gebracht op de bijstandsverlening vanwege de huuropbrengsten uit de verhuur van hun eigen woning. Eiseres betoogde dat zij niet volledig over deze huuropbrengsten kon beschikken, omdat zij verplicht was om hypotheeklasten en andere vaste lasten te betalen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de term 'beschikken' in de zin van artikel 31, eerste lid, eerste volzin, van de Wet werk en bijstand (WWB) moet worden uitgelegd als de mogelijkheid om de middelen feitelijk aan te wenden voor de noodzakelijke kosten van het bestaan. De rechtbank stelde vast dat eiseres en haar (ex)partner redelijkerwijs konden beschikken over de huuropbrengsten, ondanks hun verplichtingen. Bovendien bood artikel 32, eerste lid, van de WWB geen grondslag voor de door eiseres voorgestane verrekening van de huurinkomsten met de hypotheeklasten. De rechtbank verwees naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaruit blijkt dat bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen in het kader van de WWB geen ruimte is voor verrekening van verwervingskosten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/1357

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2014 in de zaak tussen

[naam],te [plaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]verweerder
(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan eiseres en haar (ex)partner bijstand naar de norm voor gehuwden toegekend. Verweerder brengt daarop € 1.280,- per maand in mindering wegens inkomsten uit verhuur van de eigen woning. Bij besluit van 24 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Niet in geschil is dat eiseres en haar (ex)partner eigenaar zijn van de woning aan het[adres] en dat zij per maand € 1.280,- aan inkomsten ontvangen uit verhuur van deze woning.
2.
Eiseres betoogt dat deze inkomsten niet als middelen in de zin van artikel 31 van de WWB kunnen worden aangemerkt aangezien zij deze niet kan aanwenden voor haar levensonderhoud. Eiseres dient uit de opbrengst van verhuur de hypotheekrente en overige vaste lasten te betalen en stelt daardoor niet (volledig) over de huuropbrengst te kunnen beschikken.
3.
Op grond van artikel 31, eerste lid, eerste volzin, van de WWB worden tot de middelen gerekend alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Artikel 32, eerste lid, van de WWB bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen, voor zover deze betreffen inkomsten uit vermogen en inkomsten uit verhuur en betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
4.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres redelijkerwijs kan beschikken – in de zin van artikel 31, eerste lid, eerste volzin, van de WWB – over de maandelijkse huuropbrengsten van € 1.280,-. Gelet op vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9337, moet de term beschikken zo worden uitgelegd dat hij ziet op de mogelijkheid van een belanghebbende om het middel feitelijk aan te wenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Gesteld noch gebleken is dat eiseres en/of haar (ex)partner niet vrijelijk kan beschikken over de maandelijkse huuropbrengsten. Het feit dat zij contractueel verplicht zijn om hypotheeklasten en overige lasten te betalen, betekent niet dat zij beperkt zijn in de beschikkingsmacht over deze huuropbrengsten.
5.
Artikel 32, eerste lid, van de WWB biedt geen grondslag voor de door eiseres voorgestane verrekening van de huurinkomsten met de hypotheeklasten van de verhuurde woning. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak van de CRvB (uitspraak van 26 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO2761 en uitspraak van 1 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7733) dat er bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen in het kader van de WWB geen ruimte is voor verrekening van verwervingskosten.
6.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. den Toom, griffier, op 10 juli 2014.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Doc: B

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.