Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2015 in de zaak tussen
[de man] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Oudenaarden, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. J.M. Boegborn. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor hoge woonkosten op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Eiser had op 17 april 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar deze werd op 31 juli 2014 afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing op 6 oktober 2014 ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 13 maart 2015 heeft eiser aangevoerd dat het college ten onrechte rekening heeft gehouden met zijn vakantiegeld, dat niet was uitbetaald, en dat de inkomsten van zijn partner, die een nulurencontract heeft, niet in de berekening van de financiële draagkracht meegenomen hadden mogen worden. Eiser stelde ook dat zijn schulden niet in de berekening waren betrokken. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 35, eerste lid, van de WWB recht op bijzondere bijstand bestaat voor alleenstaanden of gezinnen die niet over de middelen beschikken om noodzakelijke kosten van het bestaan te dekken.
De rechtbank concludeerde dat het geschil zich beperkte tot de vraag of de hoge woonkosten konden worden voldaan uit het inkomen dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De rechtbank oordeelde dat het college buitenwettelijk begunstigend beleid voerde en dat dit beleid op consistente wijze was toegepast. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.