In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat verzoekster geen geldige verblijfstitel had. Verzoekster, van Marokkaanse nationaliteit, heeft een zoontje met de Nederlandse nationaliteit. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster en haar kind zich in een kwetsbare situatie bevinden, vooral omdat de vader van het kind in detentie zit en niet in staat is voor het kind te zorgen. De voorzieningenrechter heeft de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in overweging genomen, met name de arresten Ruiz Zambrano en Dereci, die stellen dat een staatsburger van een derde land in zeer bijzondere gevallen recht kan ontlenen aan het verblijfsrecht van zijn of haar kind dat EU-burger is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bestuursorgaan had moeten onderzoeken of er sprake was van een dergelijke bijzondere situatie en heeft verweerder opgedragen om tijdens het bezwaar een voorschot op de bijstandsuitkering te verstrekken. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.