Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[de beslagene],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de bewindvoerder van een onder bewind gestelde, Anne Marie Gabriëlle Doveren-Verbeek, opkwam tegen executoriaal bankbeslag dat was gelegd door een naamloze vennootschap. De bewindvoerder stelde dat de deurwaarder niet had voldaan aan de verplichting om het Centrale Curatele- en bewindregister te raadplegen, waardoor de betekening van het verstekvonnis ongeldig zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de deurwaarder om dit register te raadplegen, tenzij er aanwijzingen zijn dat de geëxecuteerde onder bewind staat. Aangezien de deurwaarder geen kennis had van het bewind, was de betekening van het vonnis rechtsgeldig.
De bewindvoerder voerde verder aan dat het beslag misbruik van bevoegdheid oplevert, omdat het beslag op een bankrekening zou leiden tot een noodtoestand voor de onder bewind gestelde, die niet in haar eerste levensbehoeften kan voorzien. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel het beslag in beginsel geldig was, er voldoende aannemelijk was dat het beslag een noodtoestand zou veroorzaken, voor zover het beslag niet een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet ter beschikking zou stellen aan de onder bewind gestelde. Daarom werd het beslag gedeeltelijk opgeheven, zodat de beslagvrije voet gewaarborgd bleef.
De voorzieningenrechter heeft de naamloze vennootschap, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.