ECLI:NL:RBAMS:2016:7491

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
15/7786 15/7787
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • L.C. Bachrach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het woonlandbeginsel op nabestaandenuitkering van een in Indonesië wonende eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2016, met zaaknummers AMS 15/7786 en 15/7787, staat de toepassing van het woonlandbeginsel op de nabestaandenuitkering van een in Indonesië wonende eiseres centraal. Eiseres, die na het overlijden van haar echtgenoot in 2005 een nabestaandenuitkering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlaging van haar uitkering op basis van het woonlandbeginsel. De rechtbank behandelt twee besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die de hoogte van de uitkering per 1 januari 2013 en 1 januari 2016 hebben verlaagd, respectievelijk naar 70% en 40% van het maximum bedrag aan nabestaandenuitkering, gebaseerd op de kosten van levensonderhoud in Indonesië.

De rechtbank oordeelt dat de verlagingen van de uitkering rechtmatig zijn, omdat deze zijn gebaseerd op de geldende nationale regelgeving. Eiseres heeft aangevoerd dat de verlagingen disproportioneel zijn en dat haar kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben, niet ongelijk behandeld mogen worden ten opzichte van kinderen in Nederland. De rechtbank stelt vast dat de nationaliteit geen rol speelt bij de toepassing van het woonlandbeginsel en dat er geen sprake is van ongerechtvaardigd onderscheid. De rechtbank concludeert dat de Svb de wet correct heeft toegepast en dat de bezwaren van eiseres niet gegrond zijn.

Desondanks verklaart de rechtbank de beroepen van eiseres gegrond, omdat de bestreden besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd. De rechtbank vernietigt de besluiten, maar handhaaft de rechtsgevolgen van de verlagingen. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Svb om bij toekomstige besluiten beter in te gaan op de individuele omstandigheden van de aanvragers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummers: AMS 15/7786 en 15/7787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2016 in de zaken tussen

[eiseres] , wonende in Indonesië, eiseres

(gemachtigden [naam] en [naam 1] )
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigden mr. H.S. van Zanten en drs. M.M.W. van den Ent-Eltink)

Procesverloop

zaaknummer AMS 15/7786
Bij besluit van 11 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de hoogte van de aan haar toegekende uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) met ingang van 1 januari 2013 wordt aangepast aan de kosten van levensonderhoud in haar woonland (woonlandbeginsel). Eiseres zal daarom vanaf 1 januari 2013 70% van het maximum bedrag aan nabestaandenuitkering ontvangen.
Bij besluit van 18 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen bovengenoemd besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
z
aaknummer 15/7787
Bij besluit van 29 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de nabestaandenuitkering van eiseres opnieuw verlaagd, op basis van een wijziging in het woonlandpercentage. Eiseres zal met ingang van 1 januari 2016 een uitkering ontvangen naar een percentage van 40%.
Bij besluit van 19 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen bovengenoemd besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaken gelijktijdig behandeld ter zitting van 25 oktober 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
De echtgenoot van eiseres is in 2005 overleden. Op dat moment was hij met eiseres en hun minderjarige kinderen woonachtig in Indonesië. Na zijn overlijden is aan eiseres een nabestaanden- en halfwezenuitkering op grond van de Anw toegekend.
1.2
Op 1 juli 2012 is de wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid (Wwsz) in werking getreden. Hierbij is de hoogte van (onder meer) Anw-uitkeringen aangepast aan de kosten van het levensonderhoud in het land waar de uitkeringsgerechtigde woont. Voor Indonesië is de woonlandfactor per 1 januari 2013 vastgesteld op 70%. Ook op de nabestaandenuitkering van eiseres is dit percentage toegepast. De uitkering (met inbegrip van de toegekende halfwezenuitkering) is aldus met ingang van 1 januari 2013 verlaagd naar €960,82. Deze verlaging is het onderwerp van zaak 15/7786.
1.3
Na de afschaffing van de aparte halfwezenuitkering die eiseres vanaf 2005 ontving en de verdiscontering hiervan in de nabestaandenuitkering per 1 juli 2013 is de nabestaandenuitkering van eiseres, op grond van artikel 17, tweede lid, van de Anw, verhoogd van 70% naar 90% van het netto-minimumloon.
1.4
Op 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen (Whk) in werking getreden. Een van de wijzigingen die bij deze wet is ingevoerd, is het vervallen van artikel 17, tweede lid, van de Anw, de basis voor de verhoogde nabestaandenuitkering voor Anw-gerechtigden met een kind jonger dan 18 jaar. Als gevolg hiervan is de nabestaandenuitkering van eiseres, met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Anw, met ingang van 1 januari 2015 (weer) verlaagd naar 70% van het netto-minimumloon. De hoogte van de uitkering is vastgesteld op €783,02. Tegen deze verlaging heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
1.5
Per 1 januari 2016 is de Regeling woonlandbeginsel 2012 gewijzigd. De woonlandfactor voor Indonesië is hierbij vastgesteld op 40%. De als gevolg hiervan toegepaste verlaging van de nabestaandenuitkering van eiseres, tot een bedrag van €462,00 per maand, is het onderwerp van zaak AMS 15/7787.
Beoordeling van de beroepen
2.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres vanaf januari 2013 driemaal een beslissing heeft ontvangen waarbij de uitkering is verlaagd. Omdat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verlaging per 1 januari 2015 kan de rechtbank alleen een oordeel geven over de verlagingen per 1 januari 2013 (woonlandfactor vastgesteld op 70%) en per 1 januari 2016 (woonlandfactor vastgesteld op 40%).
2.2
Deze verlagingen zijn het gevolg van de toepassing van het hiervoor genoemde woonlandbeginsel. De rechtbank stelt vast dat verweerder de nationale regelgeving op juiste wijze heeft toegepast.
2.3
Eiseres heeft naar voren gebracht dat zij met de verlaagde uitkering moeilijk kan rondkomen. Hierbij heeft zij erop gewezen dat het leven van haar en haar kinderen in Indonesië duur is. Eiseres heeft onder meer hoge kosten voor de scholen (bijvoorbeeld voor verplichte uniformen en laptops), het schoolvervoer en eten. Ook het verkrijgen van een paspoort bij de Ambassade in Soerabaja, wat vervoers- en overnachtingskosten met zich meebrengt, is duur. Met de in eerste instantie toegekende uitkering kon eiseres het nog redden, maar nu deze in een paar jaar met ruim €500,- is verlaagd naar op dit moment €462,- per maand, is dat moeizaam geworden. Het verschil in anderhalf jaar van ruim €900,- naar ruim €400,- uitkering is te groot. Eiseres is zeer bezorgd dat de uitkering in de toekomst opnieuw wordt verlaagd waardoor de kinderen niet meer naar goede scholen kunnen gaan. Verder heeft eiseres aangevoerd dat haar echtgenoot jarenlang premie heeft betaald en dat haar kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben. De kinderen zouden daarom dezelfde rechten moeten hebben als kinderen in Nederland. Ter zitting hebben de gemachtigden van eiseres nog aangevoerd dat er door verweerder beter naar de individuele omstandigheden van eiseres gekeken had moeten worden. Dat is ten onrechte niet gebeurd.
2.4
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat hij de wettelijke bepalingen over het woonlandbeginsel heeft toe te passen. Hierbij is uitgegaan van de woonlandfactor die voor Indonesië in 2013 op 70% en in 2016 op 40% is vastgesteld. Deze percentages zijn gebaseerd op zogenoemde PPP-cijfers, afkomstig van de Wereldbank. Verweerder gaat van deze cijfers uit.
2.5
De bezwaren van eiseres richten zich niet tegen de vaststelling van het percentage als zodanig. Wel is zij bevreesd dat dit in een volgend jaar verder naar beneden zal worden bijgesteld. Wat dit aangaat wijst de rechtbank erop dat de percentages doorgaans ruim voordat het nieuwe jaar ingaat bekend worden gemaakt in officiële publicaties. Eiseres kan hierover ook contact opnemen met de Svb. Ter zitting is afgesproken dat verweerder eiseres zal informeren over het percentage voor 2017.
2.6
Ter zitting is verder besproken dat eiseres de relatief forse verlagingen in korte tijd niet proportioneel acht. In het licht van artikel 1 van het Eerste Protocol is dan van belang dat verweerder acht heeft geslagen op de feiten en omstandigheden zoals die zich in het geval van eiseres voordoen. De rechtbank stelt vast dat verweerder hier in het bestreden besluit niet op is ingegaan. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend.
2.7
Beide partijen hebben vervolgens hun visie op dit punt naar voren gebracht. De gemachtigden van eiseres hebben in dit verband opnieuw verwezen naar de hoge kosten waar eiseres en haar kinderen mee worden geconfronteerd. Zij maken zich vooral zorgen om de toekomst van de kinderen. Van belang is dat de kinderen naar een goede school kunnen blijven gaan en niet naar een zogenoemde kampongschool. Het gezin wil zoveel als mogelijk de westerse levensstijl handhaven. Verweerder heeft erop gewezen dat bij de wijze van vaststelling van het woonlandpercentage al rekening is gehouden met de kosten van levensonderhoud in Indonesië. De Anw-uitkering is niet bedoeld om in een bepaalde levensstandaard te voorzien. De situatie van eiseres is een andere dan die aan de orde was in de uitspraak van deze rechtbank van 14 juli 2016, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RBAMS:2016:4737. In die uitspraak ging het weliswaar ook om een stapeling van verlagingen maar daarbij was ook de wijziging aan de orde zoals hiervoor onder 1.4 is genoemd. In het geval van eiseres gaat het alleen om verlagingen op grond van het woonlandbeginsel. Volgens verweerder zijn de door eiseres genoemde feiten en omstandigheden niet zodanig dat de proportionaliteit als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol ontbreekt.
2.8
De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de kosten van levensonderhoud in Indonesië bij de vaststelling van de woonlandfactor zijn betrokken. De rechtbank begrijpt goed dat de verlagingen van de uitkering tot een relatief sterke inkomensachteruitgang hebben geleid en dat eiseres en haar gemachtigden zich zorgen maken om de toekomst van de kinderen. De feiten en omstandigheden zoals die namens eiseres naar voren zijn gebracht zijn echter niet van zodanige aard dat de besluiten van verweerder disproportioneel moeten worden geacht.
De rechtbank sluit zich op dit punt aan bij het standpunt van verweerder en bij de overwegingen en het oordeel zoals eerder gegeven door de rechtbank Noord-Holland (uitspraak van 13 mei 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:3830). Dat de kosten voor eiseres in Indonesië hoger uitvallen dan gemiddeld omdat de kinderen naar bepaalde scholen gaan, is het gevolg van keuzes die door eiseres zelf zijn gemaakt en die voor haar rekening moeten blijven. Deze keuzes bieden geen grond voor het oordeel dat de woonlandfactor niet juist is vastgesteld of niet juist is toegepast. De rechtbank onderschrijft dus niet het standpunt van eiseres.
2.9
Dat haar echtgenoot jarenlang premie – naar de rechtbank begrijpt voor de Anw-verzekering – heeft betaald, maakt dit niet anders. Die betaling heeft ertoe geleid dat aan eiseres een Anw-uitkering is toegekend. Premiebetaling zegt echter niets over de hoogte van de uitkering. De Anw-verzekering is een zogenoemde risicoverzekering; dat betekent dat een recht op uitkering kan ontstaan als de overledene op de dag dat hij is overleden verzekerd is voor de Anw. De duur van de verzekering speelt hierbij geen rol. In die zin verschilt de Anw-verzekering van bijvoorbeeld de ouderdomsverzekering AOW. De AOW is een opbouwverzekering; daarbij is de hoogte van het pensioen wel afhankelijk van het aantal verzekerde jaren.
2.1
Eiseres heeft tot slot gewezen op de Nederlandse nationaliteit van de kinderen. Zij is van mening dat de kinderen niet anders behandeld zouden mogen worden dan kinderen in Nederland. In de visie van eiseres is dus sprake van ongerechtvaardigd onderscheid.
Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat geen sprake is van ongerechtvaardigd onderscheid.
2.11
De rechtbank stelt vast dat nationaliteit geen rol speelt bij de toepassing van het woonlandbeginsel. Er is dus geen sprake van onderscheid naar nationaliteit. Waar eiseres mee heeft te maken is onderscheid naar woonland. Dat is ook uitdrukkelijk beoogd bij de invoering van het woonlandbeginsel.
De rechtbank wijst erop dat in eerdere uitspraken over het woonlandbeginsel, onder meer door de Centrale Raad van Beroep (de Raad, de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken), is geoordeeld dat voor een eventuele ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Raad van 12 december 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:4180). In de zaken van eiseres volgt de rechtbank dit oordeel. Nu ook niet is gebleken van strijd met (andere) nationale of internationale bepalingen, betekent dit dat de rechtbank het standpunt van eiseres niet onderschrijft.
Conclusie
3.1
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder het woonlandbeginsel op de uitkering van eiseres mocht toepassen. Omdat verweerder pas ter zitting is ingegaan op de bezwaren van eiseres die betrekking hebben op de proportionaliteit, zal de rechtbank de beroepen van eiseres gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen omdat deze niet deugdelijk zijn gemotiveerd. Nu die motivering ter zitting alsnog is gegeven, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van die besluiten in stand blijven. Ter informatie aan eiseres merkt de rechtbank op dat dit betekent dat de verlagingen van de nabestaandenuitkering worden gehandhaafd. Eiseres komt wel in aanmerking voor vergoeding, door verweerder, van het door haar betaalde griffierecht in beide procedures.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 90,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, rechter,
in aanwezigheid van mr. J.A. Lammertink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D:B
SB