ECLI:NL:RBAMS:2017:267
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor dakloze in winteropvang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een dakloze verzoeker. De verzoeker, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, dat hem tot 28 december 2016 toegang verleende tot de winteropvang in Amsterdam. De verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij niet wist of hij opvang zou krijgen na de genoemde datum. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de verzoeker feitelijk nog steeds gebruik kon maken van de winteropvang en er geen onverwijlde spoed was voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de bodemprocedure. De rechter heeft de belangen van partijen afgewogen en vastgesteld dat de verzoeker in december 2016 was toegelaten tot de winteropvang, maar dat de verweerder had geoordeeld dat de verzoeker zelfredzaam was. De verzoeker betwistte deze zelfredzaamheid en voerde aan dat hij recht had op de winteropvang, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de motivering van de verweerder onvoldoende was en dat er een zorgvuldiger onderzoek naar de zelfredzaamheid van de verzoeker moest plaatsvinden.
Desondanks concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de verzoeker nog steeds toegang had tot de opvang. De voorzieningenrechter benadrukte dat de verzoeker de behandeling van zijn bezwaarschrift kon afwachten en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van de verweerder in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.