ECLI:NL:RBAMS:2017:3835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5429
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 en zelfredzaamheidsmatrix

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 juni 2017, betreft het een geschil tussen een man, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, over de toegang tot maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, maar verweerder had deze aanvraag afgewezen op basis van een screening door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), die concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor opvang vanwege een voldoende zelfredzaamheidsniveau op de meeste leefgebieden. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank constateerde dat eiser op meerdere leefgebieden, zoals huisvesting en maatschappelijke participatie, beperkt zelfredzaam werd geacht, maar dat verweerder niet duidelijk had gemaakt hoe deze leefgebieden gewogen werden in de besluitvorming. Bovendien was de conclusie van de GGD dat eiser met hulp van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) snel een baan zou kunnen vinden, niet langer door verweerder gevolgd, maar dit was niet in het bestreden besluit opgenomen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Dit betekent dat, ondanks de gebreken in de motivering, de rechtbank oordeelde dat eiser niet in aanmerking kwam voor opvang omdat hij voldoende zelfredzaam was. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/5429

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2017 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. E.T. ‘t Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor toegang tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming verweerder
1.1.
Eiser heeft zich op 28 december 2015 gemeld bij Werkplein West, afdeling Bijzondere Doelgroepen, met het verzoek gebruik te mogen maken van de maatschappelijke opvang (hierna: opvang).
1.2.
Naar aanleiding van deze melding heeft een medewerker van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) met een diagnosegesprek met eiser op 12 mei 2016 een screening van eiser gemaakt. De uitkomst van deze screening is neergelegd in een zogeheten zelfredzaamheidsmatrix (zrm). In deze zrm heeft de GGD voor vijf van de elf leefgebieden eiser een lage zelfredzaamheidsscore gegeven, namelijk:
- acute problematiek bij het leefgebied ‘huisvesting’;
- niet zelfredzaam bij de leefgebieden ‘dagbesteding’ en ‘maatschappelijke participatie’;
- beperkt zelfredzaam bij de leefgebieden ‘financiën’ en ‘sociaal netwerk’.
Op de andere leefgebieden is hij zelfredzaam, namelijk:
- voldoende zelfredzaam bij de leefgebieden ‘huiselijke relaties’, ‘geestelijke gezondheid’, ‘lichamelijke gezondheid’ en ‘activiteiten dagelijks leven’;
- volledig zelfredzaam bij de leefgebieden ‘verslaving’ en ‘justitie’.
Op basis van deze zrm heeft de GGD geadviseerd dat eiser niet in aanmerking komt voor opvang. Voorts bevat de zrm de volgende conclusie: “
Verwachting is dat clt met behulp van DWI vrij vlot een baan zou moeten kunnen krijgen. Heeft ervaring in de horeca als hulp kok en pizabakker. Geen psychiatrie iez, geen verslaving, geen harde aanwijzingen voor verstandelijke beperking. Geen OGGZ, wel regio binding. zelfredzaamheid is vrij hoog.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder op basis van de screening van de GGD bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor opvang.
1.4.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Eiser heeft daarbij (onder meer) een door hemzelf ingevulde zrm overgelegd, waar hij zich op zes van de elf leefgebieden niet zelfredzaam vindt. Verweerder heeft hierop nader advies van de GGD gevraagd. De GGD heeft op 18 juli 2016 per e-mail geantwoord dat eiser ook met de door hem ingevulde zrm nog steeds voldoende zelfredzaam wordt geacht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar de GGD-stukken vindt verweerder onder andere dat eiser niet beperkt zelfredzaam is op meerdere door verweerder aan te wijzen leefgebieden. Op het leefgebied ‘sociaal netwerk’ is het, gelet op hetgeen eiser in bezwaar heeft aangevoerd, volgens verweerder echter wel aannemelijk dat eiser, in tegenstelling tot wat in de zrm door de GGD is ingevuld, niet zelfredzaam is.
Wettelijk kader
3.1.
Op grond van artikel 4.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (hierna: de Verordening) kan een cliënt – voor zover hier van belang – in aanmerking komen voor opvang als hij beperkt zelfredzaam is op meerdere door verweerder aan te wijzen leefgebieden.
3.2.
In de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2016 (hierna: de Nadere regels) is onder meer aangegeven dat zeer beperkte zelfredzaamheid in de hoofdzaak de leefgebieden psychiatrie en verslaving betreft. Dit wordt in beeld gebracht met behulp van de zogenoemde zrm. Met de zrm kan een intaker een gestandaardiseerde beoordeling geven van de zelfredzaamheid van een persoon. Onder zelfredzaamheid wordt daarbij verstaan: het vermogen om zich te kunnen redden in de huidige situatie op het gespecificeerde levensdomein. Het betreft daarbij de volgende levensdomeinen: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheid, fysieke gezondheid, verslaving, ADL vaardigheden, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie.
Stelling van eiser
4. Eiser voert – samengevat – aan dat onduidelijk is wanneer hij onvoldoende zelfredzaam is. Hij komt volgens verweerder niet in aanmerking voor opvang, ondanks dat hij in de door de GGD ingevulde zrm op meerdere, namelijk op vijf, leefgebieden beperkt zelfredzaam wordt geacht. Evenmin blijkt uit de Verordening en de Nadere regels wanneer een betrokkene wel en wanneer niet in aanmerking komt voor opvang. Voorts voert eiser aan dat het niet inzichtelijk is waarop de GGD het standpunt baseert dat eiser met hulp van Dienst Werk en Inkomen (DWI) vrij vlot een baan zou moeten kunnen vinden, nu hij al jarenlang een bijstandsuitkering ontvangt en ook met hulp van DWI geen baan heeft kunnen vinden.
Oordeel rechtbank
5.1.
De rechtbank overweegt allereerst dat één van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor opvang in artikel 4.5, eerste lid, van de Verordening wordt omschreven als het beperkt zelfredzaam zijn op meerdere door verweerder aan te wijzen leefgebieden. Met partijen heeft de rechtbank ter zitting geconstateerd dat eiser in de door de GGD ingevulde zrm minimaal beperkt zelfredzaam wordt geacht op vijf van de elf leefgebieden.
5.2.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat ondanks dat eiser op meerdere leefgebieden beperkt zelfredzaam wordt geacht, hij toch niet in aanmerking komt voor opvang. Volgens verweerder weegt – samengevat – niet elk leefgebied van de zrm even zwaar. Zo wegen volgens verweerder de leefgebieden ‘lichamelijke gezondheid’ en ‘geestelijke gezondheid’ het meest zwaar als het gaat om opvang, omdat er bij problematiek op die leefgebieden veel eerder professionele hulp nodig is. Indien een betrokkene op die leefgebieden voldoende of volledig zelfredzaam wordt geacht, moet er op de andere leefgebieden wel flink wat aan de hand zijn, wil die betrokkene in aanmerking komen voor opvang, bestaande uit opvang en dag en nacht begeleiding, zo licht verweerder ter zitting toe. Eiser wordt volgens de door de GGD ingevulde zrm op zes van de elf leefgebieden, waaronder op de leefgebieden ‘lichamelijke gezondheid’ en ‘geestelijke gezondheid’, minimaal voldoende zelfredzaam geacht. In het geval van eiser wegen de andere vijf leefgebieden, met name ‘financiën’, ‘dagbesteding’ en ‘maatschappelijke participatie’, volgens verweerder niet zo zwaar dat eiser in aanmerking komt voor opvang, nu er voor die leefgebieden andere oplossingen denkbaar zijn. Zo zijn er ten aanzien van de leefgebieden ‘dagbesteding’ en ‘maatschappelijke participatie’ in de stad voldoende mogelijkheden om de dag door te brengen en zijn er ten aanzien van het leefgebied ‘financiën’ algemene voorzieningen beschikbaar om de problematiek hieromtrent op te lossen, aldus verweerder ter zitting. Tot slot heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat de kern van het probleem van eiser ligt in het niet beschikken over een eigen woning, maar dat opvang niet is bedoeld als aanloop naar het oplossen van een woningprobleem.
5.3.
De rechtbank overweegt dat er zowel in de Verordening en de Nadere regels als in het bestreden besluit in zijn algemeenheid geen helderheid wordt gegeven over een weging van de verschillende leefgebieden. Bovendien ontbreekt in het bestreden besluit een motivering van de wijze waarop een dergelijke weging van de leefgebieden in het specifieke geval van eiser, zoals verweerder wel ter zitting heeft toegelicht, heeft geleid tot de conclusie dat eiser niet in aanmerking komt voor opvang.
5.4.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat een deel van de bij de door de GGD ingevulde zrm opgenomen conclusie, namelijk voor zover hierin wordt geconcludeerd dat verwacht wordt dat eiser met hulp van DWI vrij vlot een baan moet kunnen vinden, door verweerder niet langer wordt gevolgd. Dat verweerder dit deel van deze conclusie niet volgt, blijkt evenmin uit het bestreden besluit.
5.5.
Gelet op het hetgeen in rechtsoverweging 5.3. en 5.4. is overwogen, heeft verweerder in het bestreden niet deugdelijk gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor opvang, ondanks dat hij in de door de GGD ingevulde zrm op meerdere, namelijk op vijf, leefgebieden beperkt zelfredzaam wordt geacht. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin de eis is neergelegd dat een beslissing op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Zij overweegt hiertoe het volgende.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de ter zitting gegeven toelichting, zoals weergegeven in rechtsoverweging 5.2., in combinatie met de door de GGD ingevulde zrm, voldoende gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor opvang. De door eiser zelf in de bezwaarfase ingevulde en overgelegde zrm maakt dit oordeel niet anders, nu die zrm en bijbehorende toelichting naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanknopingspunten bevat om te twijfelen aan de juistheid van de door de GGD opgestelde zrm. Daarbij heeft eiser niet met (medische) stukken of anderszins zijn ingevulde zrm onderbouwd.
7.2.1.
Verder voert eiser aan dat hij op grond van artikel 8 van het EVRM [1] , waarin het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven is neergelegd, recht heeft op opvang, omdat hij behoort tot de kwetsbare groep personen die in het bijzonder recht heeft op bescherming van de fysieke en psychische integriteit. Eiser verwijst hierbij naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [2] .
7.2.2.
De jurisprudentie waar eiser naar verwijst heeft betrekking op opvang van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Deze vreemdelingen komen – kort gezegd – in beginsel niet in aanmerking voor voorzieningen van de Wmo 2015 vanwege het koppelingsbeginsel. Ter zitting heeft eiser erkend dat hij rechtmatig in Nederland verblijft, zodat hij wel aanspraak kan maken op (maatwerk)voorzieningen op grond van de Wmo 2015, mits hij aan de voorwaarden voldoet. Eiser bevindt zich dan ook niet in een vergelijkbare situatie als de niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen als bedoeld in de voornoemde jurisprudentie. Hij kan dan ook niet rechtstreeks aan artikel 8 van het EVRM het recht op opvang op grond van de Wmo 2015 ontlenen.
7.3.
De conclusie is dat verweerder – ondanks motiveringsgebreken in het bestreden besluit – eiser niet hoefde toe te laten tot de opvang, omdat hij voldoende zelfredzaam is.
Proceskostenveroordeling en vergoeding griffierecht
8.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
8.2.
Om dezelfde reden bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1995.