In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 juni 2017, betreft het een geschil tussen een man, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, over de toegang tot maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, maar verweerder had deze aanvraag afgewezen op basis van een screening door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), die concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor opvang vanwege een voldoende zelfredzaamheidsniveau op de meeste leefgebieden. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank constateerde dat eiser op meerdere leefgebieden, zoals huisvesting en maatschappelijke participatie, beperkt zelfredzaam werd geacht, maar dat verweerder niet duidelijk had gemaakt hoe deze leefgebieden gewogen werden in de besluitvorming. Bovendien was de conclusie van de GGD dat eiser met hulp van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) snel een baan zou kunnen vinden, niet langer door verweerder gevolgd, maar dit was niet in het bestreden besluit opgenomen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Dit betekent dat, ondanks de gebreken in de motivering, de rechtbank oordeelde dat eiser niet in aanmerking kwam voor opvang omdat hij voldoende zelfredzaam was. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.