In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres ontving bijstand als alleenstaande ouder, maar kreeg een bestuurlijke boete van € 1.320,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Dit besluit volgde op een rechtmatigheidsonderzoek naar aanleiding van een anonieme melding. Eiseres had niet gemeld dat zij een stuk grond in Nigeria bezat, wat volgens de rechtbank een schending van de inlichtingenplicht opleverde.
Eiseres heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 26 oktober 2017 is eiseres niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de gemeente wel aanwezig was. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar stelling dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenplicht en dat de opgelegde boete terecht was.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres niet had aangetoond dat er geen sprake was van grove schuld, en dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.