ECLI:NL:RBAMS:2017:7931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4120
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete na schending van de inlichtingenplicht in bijstandszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres ontving bijstand als alleenstaande ouder, maar kreeg een bestuurlijke boete van € 1.320,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Dit besluit volgde op een rechtmatigheidsonderzoek naar aanleiding van een anonieme melding. Eiseres had niet gemeld dat zij een stuk grond in Nigeria bezat, wat volgens de rechtbank een schending van de inlichtingenplicht opleverde.

Eiseres heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 26 oktober 2017 is eiseres niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de gemeente wel aanwezig was. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar stelling dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenplicht en dat de opgelegde boete terecht was.

De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres niet had aangetoond dat er geen sprake was van grove schuld, en dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4120

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2017 in de zaak tussen

[naam] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Procesverloop

Met het besluit van 16 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 1.320,-.
Met het besluit van 14 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2017. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder met een gemeentelijke toeslag van 20% van het netto minimumloon. Naar aanleiding van een anonieme melding heeft verweerder een rechtmatigheidsonderzoek verricht.
2. Verweerder heeft vervolgens de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 19 april 2013 tot en met 30 september 2016 ingetrokken en teruggevorderd. Bij uitspraak van deze rechtbank van 12 april 2017 (AMS 16/7454) is het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad). De intrekkings- en terugvorderingsbesluiten staan daarom nog niet in rechte vast, maar er heeft al wel een rechter naar gekeken.
3. In de zaak die nu ter beoordeling ligt heeft verweerder aan eiseres een boete van
€ 1.320,- opgelegd, omdat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Voor de boete is verweerder uitgegaan van grove schuld.
4. Eiseres voert primair aan dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. De rechtbank stelt voorop dat in de eerdere uitspraak al is overwogen dat eiseres de inlichtingenplicht wel heeft geschonden, door niet te melden dat zij een stuk grond in Nigeria bezat. Dit brengt echter niet mee dat de schending van de inlichtingenplicht ook in deze procedure zonder meer een vaststaand gegeven is. [1] De rechtbank moet dus ook in deze procedure aan de hand van het dossier en de beroepsgronden onderzoeken of eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres heeft deze beroepsgrond echter helemaal niet onderbouwd. Eiseres heeft ook geen reactie gegeven op de uitspraak van deze rechtbank van 12 april 2017, ook niet door, bijvoorbeeld, de gronden van het hoger beroep mee te sturen. Eiseres is ook niet op de zitting verschenen voor een nadere toelichting op de beroepsgrond. Gelet op het dossier en de hiervoor genoemde uitspraak van 12 april 2017 is de rechtbank van oordeel dat sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft immers zelf verklaard dat zij voor aanvang van de bijstandsuitkering al in het bezit was van het stuk grond in Nigeria, zij heeft dit (bij haar aanvraag) niet gemeld en heeft ook tijdens het handhavingsgesprek geen openheid van zaken willen geven. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
5. Subsidiair voert eiseres aan dat er geen grondslag is voor het aannemen van grove schuld. De rechtbank is van oordeel dat eiseres ook deze grond niet heeft onderbouwd. Het ligt inderdaad op de weg van het bestuursorgaan om aan te tonen dat sprake is van grove schuld. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat daarvan sprake is. Bij de toekenning van de bijstandsuitkering heeft verweerder uitdrukkelijk erop gewezen dat inzicht in de financiële situatie belangrijk is. Desondanks heeft eiseres het bezit van de grond in Nigeria niet gemeld. Ook tijdens het handhavingsgesprek heeft eiseres geen openheid willen geven. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt dan ook niet.
6. De hoogte van de boete heeft eiseres niet betwist. De rechtbank overweegt dat de berekening van de boete in lijn is met de uitspraak van de Raad van 11 januari 2016.
7. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Hoogendoorn, griffier, op 26 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Dat moet binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal. Als u hoger beroep instelt, kunt u de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.Zie hiervoor de uitspraak van de Raad van 21 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2451.
2.Zie hiervoor de uitspraak van de Raad van 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:12.