ECLI:NL:RBAMS:2017:9064
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.W. Vriethoff
- M.C.M. Hamer
- T.L. Fernig - Rocour
- Rechtspraak.nl
Besluit tot legalisatie van ligplaatsen voor woonboten en handhaving van bestemmingsplan
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2017 uitspraak gedaan in twee beroepen van eiser, eigenaar van woonboten, tegen besluiten van het algemeen bestuur van de gemeente Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders. Eiser had verzocht om legalisatie van de ligplaatsen van zijn woonboten, maar het algemeen bestuur weigerde dit en bood alternatieve ligplaatsen aan. Eiser stelde dat de brief van 26 november 2015, waarin deze weigering werd gecommuniceerd, een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde echter dat deze brief geen besluit was, omdat het niet gericht was op zelfstandig rechtsgevolg en geen wijziging in de rechten en plichten van eiser teweegbracht. De rechtbank concludeerde dat de mededeling van het algemeen bestuur slechts een bestuurlijk rechtsoordeel was, waartegen geen bezwaar of beroep openstond.
Daarnaast ging de rechtbank in op het tweede beroep, waarin eiser bezwaar maakte tegen een besluit van het college dat hem een dwangsom oplegde als hij zijn woonboten niet binnen zes maanden zou verplaatsen. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de ligplaatsen door eiser was gelegaliseerd door overgangsrecht, en dat het college ten onrechte had aangenomen dat er sprake was van met het bestemmingsplan strijdig gebruik. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college en veroordeelde het college tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van overgangsrecht in het bestuursrecht en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met besluiten die rechtsgevolgen hebben voor betrokkenen.