5.3.Dat Partou de WOZ-objecten als [bedrijf] gebruikt, doet niet af aan de brede bestemmingen van de onroerende zaken en de verschillende mogelijkheden die dit voor de eigenaren biedt. Een eventuele lage bezettingsgraad van de [bedrijf] van Partou is daarom niet voldoende om aannemelijk te maken dat de onroerende zaken economisch zijn verouderd. Het is immers niet gebleken dat de onroerende zaken niet (meer) geschikt zijn om door andere maatschappelijke instellingen of voor andere maatschappelijke doeleinden te worden gebruikt. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat Partou de door haar gestelde lage bezettingsgraad van de [bedrijf] op geen enkele manier met stukken heeft onderbouwd. Ook overigens heeft Partou niet aannemelijk gemaakt dat een correctie voor functionele veroudering moet worden toegepast. De beroepsgrond van Partou dat de heffingsambtenaar op de waarde van de onroerende zaken een correctie wegens functionele veroudering had moeten toepassen, slaagt daarom niet.
Conclusie en slotopmerkingen
6. De beroepen met zaaknummers 17/825, 17/1011 en 17/1516 zijn ongegrond. Het beroep met zaaknummer 17/1543 is gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak 1 voor zover deze ziet op de vaststelling van de WOZ-waarde van [straat 3] en stelt de WOZ-waarde van [straat 3] voor kalenderjaar 2015 vast op de door de heffingsambtenaar in beroep gewijzigde waarde van € 255.500,-. De onroerende zaakbelasting dient overeenkomstig deze waarde te worden verminderd. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde gedeelte van bestreden uitspraak 1.
7. Omdat de rechtbank het beroep met zaaknummer 17/1543 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan Partou het door haar betaalde griffierecht in die zaak vergoedt. In de overige zaken bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. Partou heeft ter zitting het punt dat zij te vaak griffierecht heeft moeten voldoen voor haar beroepen tegen bestreden uitspraak 2, laten vallen.
8. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door Partou gemaakte proceskosten in de zaak 17/1543. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
9. De proceskosten voor de bezwaarfase waren in de bestreden uitspraak 1 al aan Partou vergoed wegens gedeeltelijke vernietiging van aanslag 1. Partijen zijn ter zitting echter een wegingsfactor van 1,5 in plaats van de in de bestreden uitspraak 1 toegepaste wegingsfactor 1,0 overeengekomen. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden uitspraak 1 ook voor zover deze ziet op de kostenveroordeling in bezwaar en stelt de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase vast op € 747,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 249,- en een wegingsfactor 1,5). Ook op dit punt treedt deze uitspraak in de plaats van dit vernietigde gedeelte van bestreden uitspraak 1.
Beslissing
- verklaart de beroepen in de zaken AMS 17/825, 17/1011 en 17/1516 ongegrond;
- verklaart het beroep in de zaak AMS 17/1543 gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak 1 voor zover deze ziet op de vaststelling van de WOZ-waarde van [straat 3] en de veroordeling in de kosten van bezwaar;
- stelt de WOZ-waarde van [straat 3] voor het kalenderjaar 2015 vast op € 255.500,-;
- bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- stelt de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase vast op € 747,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de bestreden uitspraak 1;
- draagt de heffingsambtenaar op het in de zaak 17/1543 betaalde griffierecht van € 333,- aan Partou te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van Partou in beroep tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en mr. G.W.J. Harten en mr. J.T. Kruis, leden, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: