ECLI:NL:RBAMS:2018:5278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
13/846014-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoedingen voor rechtsbijstand en reiskosten in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 26 juni 2018, is het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker behandeld. Verzoeker, geboren in 1968, heeft een verzoek ingediend voor vergoeding van gemaakte kosten in verband met een strafzaak waarin hij was vrijgesproken. Het verzoek omvatte een vergoeding van € 180,12 voor reiskosten, € 56.717,24 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft op 12 juni 2018 een openbare zitting gehouden waarin verzoeker, zijn raadsman mr. B.A.C. Tuinen, en de officier van justitie zijn gehoord. De officier van justitie heeft zich in beginsel niet verzet tegen de vergoeding voor de kosten van de raadsman, maar heeft wel opgemerkt dat matiging van de gevraagde vergoeding noodzakelijk was, omdat niet alle kosten als noodzakelijk konden worden beschouwd.

De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de gevraagde vergoedingen toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand en het aantal gedeclareerde uren niet onredelijk zijn. De aanwezigheid van zowel mr. Van Tuinen als mr. Hoekstra bij de descente en de zitting werd als noodzakelijk beschouwd, gezien de complexiteit van de zaak en de technische aspecten die aan de orde waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om verzoeker een totale vergoeding van € 56.897,36 voor de kosten van de raadsman en reiskosten toe te kennen, evenals € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. M. Cordia.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/846014-14
RK: 18/952
Beschikking op het verzoekschrift ex 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [woonadres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. B.A.C. Tuinen, Amstel 326, 1017 AR te Amsterdam ,
verzoeker.

1.De procesgang

Het verzoekschrift is op 8 februari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 12 juni 2018 verzoeker, de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 180,12 voor de door de verzoeker gemaakte reiskosten, € 56.717,24 voor de kosten van de raadsman en een vergoeding van € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie van 2 maart 2018 – kort samengevat – het volgende aangevoerd. In de strafzaak tegen verzoeker was niet alleen sprake van een lijvig en technisch dossier, de tenlastelegging besloeg 11 pagina’s, maar er stond ook wel iets op het spel. Drie opvarenden van de [naam boot] zijn om het leven gekomen en verzoeker werd voor hun dood (mede)verantwoordelijk gehouden. Er is een noodzakelijk gebleken descente gehouden. De verdediging heeft camerabeelden moeten bestuderen. De inhoudelijke behandeling duurde drie dagen. Het requisitoir beliep 35 pagina’s, de pleitnoties 56 en het vonnis besloeg 33 pagina’s. Het inschakelen van mr. ing. J.A. Hoekstra en diens aanwezigheid bij de descente en ter zitting was nodig. Mr. Hoekstra, die bezig is met afbouwen en niet de gehele zaak kon doen, is niet alleen advocaat, hij heeft ook een technische opleiding genoten. Hij kent de visserijpraktijk en de schepen. Zijn kennis van de schepen, de techniek en de visserijpraktijk is voor de verdediging onmisbaar geweest. Hij heeft het technische gedeelte van de zaak voor zijn rekening genomen en gaf technische adviezen. Opgemerkt zij dat dat bij de descente en ter zitting ook telkens twee officieren van justitie aanwezig waren.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich in beginsel niet te verzetten tegen het toekennen van een vergoeding voor kosten van de raadsman, maar wel opgemerkt dat matiging dient plaats te vinden van de gevraagde vergoeding omdat niet is gebleken dat alle gemaakte noodzakelijk kosten waren. In het bijzonder ten aanzien van het bijwonen van de descente en de zittingsdagen van de inhoudelijke behandeling zijn door de raadslieden veel uren gedeclareerd. Uitgangspunt in de jurisprudentie is dat, behoudens uitzonderingen, de kosten van meer dan één advocaat niet noodzakelijk kunnen worden geacht te zijn gemaakt en dat is in het bijzonder het geval wanneer meer dan één advocaat naar dezelfde zitting gaat (Hof ’s-Gravenhage 18 december 1997 - ECLI:NL:GHSGR:1997:AD2812, NJ 1998/141, Rechtbank Breda 23 januari 2008 - ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 en Rechtbank Amsterdam 25 oktober 2016 - ECLI:NL:RBAMS:2016:9313). De vraag is of het noodzakelijk was dat zowel mr. Van Tuinen als mr. Hoekstra aanwezig was bij de descente en de inhoudelijke behandeling ter zitting.

4.De beoordeling

Verzoeker is op 4 december 2017 door de meervoudige economische kamer van deze rechtbank vrijgesproken van het hem ten laste gelegde (ECLI:NL:RBAMS:2017:8905).
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 591a Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij de Wet tarieven in strafzaken bepaalde (lid 1) en voor de schade die hij ten gevolge van tijdsverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman (lid 2).
Op grond van artikel 90 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de door verzoeker gemaakte reiskosten en de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten van de raadsman worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties.
De rechtbank zoekt voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag in beginsel aansluiting bij de declaratie(s) van de advocaat. Dit wordt echter anders indien gronden van billijkheid aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie(s). Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid (vgl. Gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2466).
Gelet op het verzoek, de daarbij gevoegde declaraties, de aard van de zaak, het belang daarvan voor de gewezen verdachte en het verloop van de strafzaak, kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden gezegd dat de door verzoeker opgevoerde kosten voor rechtsbijstand noch het aantal gedeclareerde uren onredelijk zijn.
De rechtbank overweegt voorts dat het mogelijk is om de werkzaamheden van verscheidene gekozen raadslieden te vergoeden (Vgl. Hoge Raad 2 februari 1993, NJ 1993, 551 en Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2016 - ECLI:NL:GHARL:2016:2241). De rechtbank acht, gelet op de toelichting van de raadsman van verzoeker, het aannemelijk dat de aanwezigheid van mr. Hoekstra naast die van mr. Van Tuinen bij de descente en ter zitting noodzakelijk was. De door de officier van justitie bedoelde uitzondering betreffende de aanwezigheid van meer dan één advocaat ter zitting is hier dus van toepassing. De slotsom is dat de gevraagde vergoeding zal worden toegekend.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 56.897,36 (zesenvijftigduizend achthonderdzevenennegentig euro en zesendertig cent) voor de kosten van de raadsman en de reiskosten van verzoeker.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.F. Ferdinandusse, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 57.447,36 (zevenenvijftigduizend vierhonderdzevenenveertig euro zesendertig cent) op IBAN [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Aves Advocaten te Amsterdam, onder vermelding van vergoeding 591a Sv, inzake: dossier [verzoeker] /O.M. (51.192).
Aldus gedaan op 26 juni 2018,
door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter.