ECLI:NL:RBAMS:2018:6337

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
13/665029-18 en 13/025511-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van Canta's door een vader en zijn minderjarige zoon in Amsterdam met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die samen met zijn minderjarige zoon betrokken was bij de diefstal van drie Canta's in Amsterdam. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een schadevergoeding van 2.000 euro aan de benadeelde partij. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018, waar de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door de raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik.

De tenlastelegging omvatte meerdere diefstallen met braak van Canta's, gepleegd in de periode van 2017 tot 2018. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van twee Canta's, terwijl hij en zijn zoon deze voertuigen onder hun bereik hadden gebracht door middel van braak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte zijn minderjarige zoon bij de diefstallen heeft betrokken en dat de Canta's vaak worden gebruikt door kwetsbare personen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die een deels voorwaardelijke gevangenisstraf adviseerde. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en behandeling door een zorgverlener. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een in beslag genomen auto gelast, die vermoedelijk bestemd was voor het vervoer van gestolen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/665029-18 en 13/025511-17 (tul)
Datum uitspraak: 5 september 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te Amsterdam op [geboorteplaats] januari [geboortedatum]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats 1] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [woonplaats 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten, gepleegd in Amsterdam, te weten
diefstal met braak van een Canta in vereniging in de periode van 26 juni 2017 tot en met 10 juli 2017, subsidiair medeplegen heling van die Canta;
diefstal met braak van een Canta in vereniging op 1 februari 2010, subsidiair medeplegen heling van die Canta;
diefstal met braak van een Canta in vereniging in de periode van 12 februari 2018 tot en met 13 februari 2018, subsidiair medeplegen heling van die Canta;
diefstal met braak van een Canta in vereniging in de periode van 1 februari 2018 tot en met 2 februari 2018, subsidiair medeplegen heling van die Canta;
diefstal met braak van een Canta in vereniging in de periode van 5 maart 2018 tot en met 6 maart 2018, subsidiair medeplegen heling van die Canta;
bedreiging van [naam 1] en/of [naam 2] op 7 juli 2017;
poging doodslag [naam 1] en/of [naam 2] op 7 juli 2017, subsidiair bedreiging.
Ad informandum gevoegd feit:
1. diefstal op 11 mei 2017
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van feit 1, 6 en 7. Zij heeft daarnaast gevorderd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde in feit 2, 3, 4 en 5.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, omdat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal en het voorhanden hebben van deze Canta door verdachte.
Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van feit 4, omdat onvoldoende vaststaat dat verdachte in deze Canta heeft gezeten. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet duidelijk is wie de wegnemingshandeling heeft verricht.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal enkel is gebaseerd op tapgesprekken en zendmastgegevens. Uit de tapgesprekken blijkt volgens de raadsvrouw onvoldoende dat wordt gesproken over deze specifieke Canta. Daarnaast heeft verdachte veel vrienden wonen in Amsterdam-Noord, wat zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats van de diefstal kan verklaren. Verdachte dient wegens gebrek aan bewijs ook van dit feit te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 6 en 7, omdat objectieve getuigenverklaringen ontbreken. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de twee aangevers hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
Verdachte heeft feit 2 en 3 bekend. De raadsvrouw heeft ten aanzien van deze feiten geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van feit 1, 5, 6 en 7
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, 6 en 7.
In tegenstelling tot de officier van justitie acht de rechtbank ook feit 5 niet bewezen. De betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal zou moeten worden afgeleid uit zendmastgegevens, waaruit blijkt dat de telefoons van verdachte en zijn zoon [naam zoon] op 5 maart 2018 tussen 22:45 uur en 23:45 uur de zendmast op de Nieuwendammerdijk aanstralen. Deze mast staat op 600 meter afstand van de Wognumerstraat, de locatie van waar de betreffende Canta tussen 5 en 6 maart 2018 is gestolen. Ook bevindt zich in het dossier een getapt telefoongesprek tussen verdachte en [naam zoon] , waarin zij die avond afspreken om ‘op pad te gaan’. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze bewijsmiddelen niet worden geconcludeerd dat verdachte, samen met zijn zoon, specifiek deze Canta heeft gestolen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 5.
4.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2, 3 en 4
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte feiten 2 en 3 heeft begaan.
Hoewel verdachte feit 4 heeft ontkend, acht de rechtbank dit feit ook bewezen. De zoon van verdachte, [naam zoon] , heeft een belastende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat verdachte deze Canta in zijn aanwezigheid heeft gestolen. In combinatie met de overige stukken in het dossier kan bewezen worden dat verdachte deze Canta in vereniging heeft gestolen en daarbij het contactslot heeft verbroken.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 2
op 1 februari 2018 te Amsterdam met een ander een Canta (type [nummer] ), toebehorende aan Welzorg, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking van het contactslot en het portier van die Canta;
ten aanzien van feit 3
in de periode van 12 februari 2018 tot en met 13 februari 2018 te Amsterdam met een ander een Canta (type Lx), toebehorende aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking van het contactslot en het portier van die Canta;
ten aanzien van feit 4
in de periode van 1 februari 2018 tot en met 2 februari 2018 te Amsterdam met een ander een Canta (chassisnummer [nummer] ), toebehorende aan [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van het contactslot van die Canta.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarvan zouden 6 maanden voorwaardelijk moeten worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte moet zich in die proeftijd houden aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een deel van de aan verdachte op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, mogelijk in combinatie met een taakstraf, en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Het onvoorwaardelijke strafdeel zou maximaal het aantal dagen moeten bedragen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn minderjarige zoon schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en verbreking van drie Canta’s. Canta’s worden doorgaans gebruikt door kwetsbare personen, zoals mensen op leeftijd of mensen met een beperking. Voor hen is een dergelijk vervoermiddel vaak de enige manier om nog enigszins mobiel te zijn. Door zijn handelen heeft verdachte op geen enkele wijze rekening gehouden met de zwaarwegende belangen van de gebruikers van de Canta’s. Verdachte heeft hen schade en langdurige overlast toegebracht door de Canta’s te stelen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De rechtbank acht het bovendien kwalijk dat uit het dossier blijkt dat verdachte zijn minderjarige zoon meerdere malen bij de diefstallen van de Canta’s heeft betrokken.
Uit het strafblad van verdachte van 26 juli 2018 blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte liep bovendien nog in een proeftijd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 18 juli 2018 en van 15 augustus 2018. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, drugsverbod en meewerken aan middelencontrole, contactverbod, locatieverbod en meewerken aan schuldhulpverlening.
Voor de drie Canta-diefstallen en de ad informandum gevoegde diefstal van een wiel van een Canta acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Zij zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod en locatieverbod. Deze waren geadviseerd vanwege de ten laste gelegde bedreigingen richting [naam 1] en [naam 2] . Nu verdachte van deze verdenkingen wordt vrijgesproken, ziet de rechtbank geen reden om het contact- en locatieverbod op te leggen.
Beslag
Onder verdachte is een personenauto, een Mitsubishi Galant, in beslag genomen.
Uit het dossier blijkt dat de auto kennelijk bestemd was voor het vervoer van gestolen voorwerpen weg van de plaats van het misdrijf. Alhoewel de auto niet aan verdachte toebehoorde, maar aan medeverdachte [medeverdachte] , bevat het dossier voldoende aanwijzingen dat [medeverdachte] redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat deze voor strafbare feiten zou worden gebruikt. De personenauto zal daarom verbeurd worden verklaard.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering [naam 4]
De benadeelde partij vordert € 743,40 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering – die door de verdediging wordt betwist – onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering [naam 3]
De benadeelde partij vordert € 2.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Nu verdachte de Canta van de heer [naam 3] samen met een ander heeft gestolen, zal de rechtbank de vordering tot schadevergoeding hoofdelijk toewijzen.
In het belang van de benadeelde partij zal, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Vordering [naam 5]
De benadeelde partij vordert € 944,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft wordt vrijgesproken.
Vordering [naam 1]
De benadeelde partij vordert € 700,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft wordt vrijgesproken.
Vordering [naam 2]
De benadeelde partij vordert € 800,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft wordt vrijgesproken.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 22 november 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/025511-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 2 juni 2017 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich ook een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 300, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 5, 6 en 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2 en 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich binnen vijf dagen na het einde van zijn detentie melden bij de reclassering van het Leger des Heils, adres [adres 1] . Veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, laten behandelen door het FACT-team van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hij moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en moet zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
- Veroordeelde gebruikt geen (hard- en soft)drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Verklaart verbeurd:
- Personenauto: Mitsubishi Galant (grijs)
De benadeelde partijen
Wijst de vordering van [naam 3] , wonende op het adres [adres 3] , toe tot € 2.000,- (tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] , behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 3] aan de Staat € 2.000,- (tweeduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [naam 4] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart [naam 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [naam 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart [naam 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 2 juni 2017, namelijk
een gevangenisstrafvan
2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn en G. Onnink, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2018
De jongste griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.