ECLI:NL:RBAMS:2018:676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6356
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor medicinale cannabis en de beoordeling van voorliggende voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van bijzondere bijstand voor medicinale cannabis. Eiser, die in Amsterdam woont, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis, omdat zijn zorgverzekeraar de vergoeding hiervoor had stopgezet. De gemeente Amsterdam, als verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het advies van de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD), die concludeerde dat de kosten voor medicinale cannabis niet noodzakelijk waren en dat er voorliggende voorzieningen waren, zoals de zorgverzekering.

Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij lijdt aan ondraaglijke pijn en dat het niet vergoeden van medicinale cannabis levensbedreigende situaties kan veroorzaken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen zijn die een uitzondering op de regels van de Participatiewet rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit het dossier niet blijkt dat het niet krijgen van medicinale cannabis leidt tot een levensbedreigende situatie of blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel.

De rechtbank heeft de stelling van eiser dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, verworpen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/6356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. R.A. van Heijningen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: A.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij geen bijzondere bijstand krijgt voor medicinaal cannabis gebruik.
Bij besluit van 24 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij brief van 3 december 2016 heeft het Zilveren Kruis aan eiser meegedeeld dat de vergoeding van medicinale cannabis vanaf 1 januari 2017 stopt. De reden is dat in recent wetenschappelijk onderzoek de werking hiervan niet is aangetoond. Om eiser tegemoet te komen worden de apotheeknota’s nog tot 1 juli 2017 vergoed, daarna stopt de vergoeding definitief. Eiser wordt geadviseerd om samen met zijn behandelaar een andere therapie te zoeken.
2. Op 16 juni 2017 heeft eiser bij verweerder bijzondere bijstand aangevraagd voor medicinale cannabis. De kosten bedragen € 400 per maand. In de aanvraag meldt eiser dat hij sinds januari 2017 in de Wet schuldsanering natuurlijke personen zit. Ook verwijst hij naar de brief van 6 juni 2017 van [de persoon] , werkzaam als anesthesioloog/pijnspecialist bij het OLVG.
3. De Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (hierna: GGD) heeft vervolgens een onderzoek uitgevoerd. Op 17 juli 2017 heeft een spreekuur plaatsgevonden met eiser, daarnaast is medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser. Op basis van deze gegevens adviseert de GGD in het rapport van 4 augustus 2017 dat de vergoeding voor medicinaal gebruik cannabis moet worden afgewezen. Voor al dan niet verzekerbare medicatie of de eigen bijdrage hiervoor, wordt geen bijzondere bijstand op medische gronden toegekend. Voorliggende voorziening is de zorgverzekeraar.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen omdat het niet noodzakelijk is dat verweerder deze kosten vergoed. Verwezen wordt naar het advies van de GGD van 4 augustus 2017.
5. Bij het bestreden besluit wordt de afwijzing gehandhaafd. Verwezen wordt naar vaste rechtspraak dat bij kosten van geneesmiddelen de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in beginsel als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden beschouwd. Verder merkt verweerder op dat uit de brief van de behandelend specialist [de persoon] niet gebleken is dat, indien eiser geen medicinale cannabis meer gebruikt, een situatie ontstaat die voor eiser levensbedreigend is of blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg heeft.
6. In beroep heeft eiser aangevoerd dat, nu de kosten niet meer worden vergoed door de zorgverzekeraar, geen sprake is van een voorliggende voorziening.
Eiser doet een beroep op dringende redenen. Hij lijdt aan ondraaglijke pijnen die zijn leven tot een hel maken en suïcidale gedachten in hem opwekken. Ter onderbouwing heeft hij verwezen naar de brief van 6 juni 2017 van behandelend specialist [de persoon] .
7. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
8. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 14 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:34) dienen voor de kosten van geneesmiddelen de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in beginsel als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen te worden beschouwd. Indien de voorgeschreven geneesmiddelen niet tot de geneesmiddelen behoren die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde als noodzakelijk te vergoeden kosten worden beschouwd, staat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Participatiewet in beginsel aan bijstandsverlening in de weg.
Deze bepaling staat naar het oordeel van de rechtbank in beginsel ook in de weg aan bijstandsverlening voor de kosten van medicinale cannabis. Gelet hierop treft de stelling van eiser dat geen sprake is van een voorliggende voorziening geen doel.
9. Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet biedt de mogelijkheid om in afwijking van onder meer artikel 15, bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 1 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6576) is van zeer dringende redenen slechts sprake ingeval van een acute noodsituatie, dat wil zeggen een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
10. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit het dossier geen aanknopingspunten naar voren zijn gekomen dat, indien eiser geen medicinale cannabis meer gebruikt, een situatie ontstaat die voor hem levensbedreigend is of die blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg heeft. In de brief van 6 juni 2017 wordt door de anesthesioloog-pijnspecialist [de persoon] aangegeven dat alleen cannabis roken een positief effect heeft op de pijnklachten. Eiser kan zijn klachten redelijk onder controle houden met het gebruik van medicinale cannabis zonder aanvullende medicatie van opioden. [de persoon] verzoekt het Zilveren Kruis vervolgens om uit coulance de recepten voor medicinale cannabis voor vergoeding in aanmerking te laten komen gedurende een overgangsperiode waarin gekeken zou moeten worden naar vervangende therapie.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit deze brief niet volgt dat bij het niet krijgen van medicinale cannabis, een situatie ontstaat die voor eiser levensbedreigend is of die blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg heeft.
De door eiser genoemde omstandigheden dat hij lijdt aan ondraaglijke pijnen, zijn geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet. Eiser heeft zijn stelling dat hij psychische klachten ondervindt bij het niet gebruiken van cannabis, niet met medische stukken onderbouwd. Concluderend is de rechtbank met verweerder van oordeel dat niet gesproken kan worden van zeer dringende redenen.
11. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij zelf thuis cannabis kweekt voor eigen gebruik. Hiervoor heeft hij een gebruikersverklaring overgelegd van 17 oktober 2017 van [de persoon] . Daarnaast heeft eiser een besluit van 18 oktober 2017 overgelegd waarin hij op basis van de Regeling tegemoetkoming meerkosten onder andere een vergoeding krijgt voor extra energie van € 20 per maand. Voor zover eiser hiermee heeft willen aantonen dat er sprake is van tegenstrijdigheid nu de gemeente hem wel op het gebied van energiekosten tegemoetkomt, overweegt de rechtbank dat uit de stukken niet is gebleken dat de tegemoetkoming specifiek ziet op de extra energiekosten die ontstaan door het kweken van cannabis.
12. Aan eisers stelling in beroep dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen gaat rechtbank voorbij nu dit niet is onderbouwd.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. de Savornin Lohman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.