Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.G.M.C. Peters, naar voren hebben gebracht.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak betreft de opzettelijke aanwezigheid van cocaïne, waarbij de verdachte op 8 november 2017 in Diemen zou hebben geprobeerd een zak met 388,7 gram cocaïne uit een raam te gooien tijdens een politie-inval. De rechtbank heeft op 5 september 2018 uitspraak gedaan na een zitting op 22 augustus 2018, waar de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.G.M.C. Peters, hun standpunten hebben gepresenteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie meende dat het feit bewezen kon worden, gebaseerd op de verklaring van een verbalisant die de verdachte had herkend als de persoon die iets uit het raam gooide. De verdediging betwistte echter de herkenning en stelde dat er te veel twijfel bestond over de identiteit van de persoon die de zak met cocaïne had gegooid, gezien de omstandigheden van de inval en de aanwezigheid van meerdere personen in de studio.
Na zorgvuldige overweging concludeerde de rechtbank dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat er te veel onzekerheid bestond over de identiteit van de persoon die de zak met verdovende middelen naar buiten gooide. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.