In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een woningbezitster in Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had verzocht om een nieuwe waardebeschikking voor haar woning over het jaar 2015, omdat zij van mening was dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat eiseres te laat om een waardebeschikking had gevraagd. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de weigering om een waardebeschikking te verstrekken geen voor bezwaar vatbare beschikking is, en dat de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel verworpen, en geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek om een nieuwe waardebeschikking niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiseres.