ECLI:NL:RBAMS:2019:10372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/13/640787 / HA ZA 17-1385
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling van het vonnis van 3 juli 2019 in de zaak van Claimstichting Mestpartners tegen de curatoren van Mestpartners Beheer B.V. en Sustainable Growth Capital B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 augustus 2019 een aanvullend vonnis gewezen in de procedure tussen Claimstichting Mestpartners en de curatoren van Mestpartners Beheer B.V. en Sustainable Growth Capital B.V. Het aanvankelijke vonnis was op 3 juli 2019 gewezen, maar de rechtbank had verzuimd te beslissen op de kostenveroordeling die door de gedaagden was verzocht. De gedaagden, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.A. Rila, hadden de rechtbank verzocht om deze kostenveroordeling alsnog te overwegen. Claimstichting Mestpartners, vertegenwoordigd door mr. J.G. Molenaar, heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Claimstichting Mestpartners tegen de gedaagden was afgewezen, wat aanleiding gaf om Claimstichting Mestpartners te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 1.704,-, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een verzuim was in de eerdere uitspraak met betrekking tot de kostenveroordeling ten behoeve van gedaagde 9, maar dat dit niet ambtshalve kon worden gecorrigeerd zonder een verzoek. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de partijen zijn gelast om de ontvangen documenten aan de griffie te retourneren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/640787 / HA ZA 17-1385
Aanvullend vonnis van 14 augustus 2019
in de zaak van
de stichting
CLAIMSTICHTING MESTPARTNERS,
gevestigd te ‘s-Gravenhage ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het ontvankelijkheidsincident,
advocaat mr. J.G. Molenaar te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1 en 2]

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Mestpartners Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht ,
advocaat mr. G.K.L. de Wijkerslooth te Utrecht,
2.
[gedaagde 1 en 2]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Sustainable Growth Capital B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht ,
advocaat mr. G.K.L. de Wijkerslooth te Utrecht,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R.A. Rila te Utrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. R.A. Rila te Utrecht,
5. de stichting
STICHTING MESTPARTNERS TRUST,
gevestigd te Rotterdam ,
advocaat mr. L.L.M. Prinsen te Breda,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. L.L.M. Prinsen te Breda,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats 3] ,
advocaat mr. L.L.M. Prinsen te Breda,
gedaagden,
8.
[gedaagde 8],
wonende te [woonplaats 4] ,
advocaat mr. J.Ch. van der Tak te Bergen op Zoom,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het ontvankelijkheidsincident,
9.
[gedaagde 9],
wonende te [woonplaats 5] ,
advocaat mr. J.Ch. van der Tak te Bergen op Zoom,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het ontvankelijkheidsincident.
De genoemde partijen zullen hierna (ook) worden aangeduid als:
Claimstichting Mestpartners , curator van MPB , curator van SGC (de laatste twee gezamenlijk: de curator), [gedaagde 3] , [gedaagde 4] (de vorige twee gezamenlijk: [gedaagden 3 & 4] ), SMT , [gedaagde 6] en [gedaagde 7] (de laatste drie gezamenlijk: SMT c.s. ), [gedaagde 8] en [gedaagde 9] .

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 4 juli 2019 heeft mr. Rila namens [gedaagden 3 & 4] de rechtbank verzocht om aanvulling van het op 3 juli 2019 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de rechtbank alsnog beslist op de verzochte veroordeling van Claimstichting Mestpartners in de kosten van het geding.
1.2.
De rechtbank heeft Claimstichting Mestpartners in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. Claimstichting Mestpartners heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 3 juli 2019 is verzuimd te beslissen op de door [gedaagden 3 & 4] verzochte kostenveroordeling. Nu de vordering van Claimstichting Mestpartners jegens [gedaagden 3 & 4] is afgewezen is er grond voor veroordeling van Claimstichting Mestpartners in de kosten van het geding, aan de kant van [gedaagden 3 & 4] te begroten op € 618,- aan griffierecht en € 1.086,- aan salaris advocaat (2 punten tarief II á € 543,-), in totaal € 1.704,-. De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als hierna in de beslissing is vermeld. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.
2.2.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat in het vonnis ook de vordering jegens [gedaagde 9] is afgewezen en dat is verzuimd te beslissen op de ten behoeve van [gedaagde 9] gevraagde kostenveroordeling. Artikel 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt echter geen mogelijkheid het vonnis ambtshalve aan te vullen, dit kan alleen als daarom wordt verzocht.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat na nr. 5.12 van het op 3 juli 2019 tussen Claimstichting Mestpartners en de gedaagden gewezen vonnis dient te worden toegevoegd:
5.13
veroordeelt Claimstichting Mestpartners in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagden 3 & 4] tot heden begroot € 1.704,-, te vermeerderen met nasalaris advocaat begroot op € 157,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Claimstichting Mestpartners niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
en dat dit leidt tot hernummering van de onderdelen 5.13 en 5.14, zodat deze als volgt komen te luiden:
5.14
verklaart dit vonnis wat betreft 5.8 tot en met 5.13 uitvoerbaar bij voorraad,
5.15
wijst het meer of anders gevorderde af.
3.2.
bepaalt dat deze aanvulling onder de vermelding van de datum 14 augustus 2019 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 3 juli 2019,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 3 juli 2019 na ontvangst van deze aanvullende beslissing aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. M.E.M. James-Pater en mr. P. Vrugt en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2019. [1]

Voetnoten

1.type: RHCJ