ECLI:NL:RBAMS:2019:3673

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
13/751073-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over overleveringsverzoek aan Frankrijk met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 14 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van Frankrijk. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door le Parquet Général de la Cour d'Appel de Chambery op 24 november 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Frankrijk in 1991, is in Nederland aangehouden op basis van dit EAB. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M. Diependaal, behandeld op een openbare zitting op 30 april 2019, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Greve, en een tolk in de Franse taal.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en hij heeft verklaard de Franse nationaliteit te bezitten. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 18 maanden moet ondergaan voor illegale handel in verdovende middelen, zoals vermeld in het EAB.

Een belangrijk aspect van deze zaak zijn de detentieomstandigheden in Frankrijk. De rechtbank heeft kennisgenomen van berichten over de detentieomstandigheden in Franse instellingen, met name in Bordeaux-Gradignan. Gezien de zorgen over mogelijke onmenselijke of vernederende behandeling, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de behandeling van de vordering aan te houden. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om nadere informatie te verkrijgen van de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de plaatsing van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en zal de zaak opnieuw behandelen zodra er meer informatie beschikbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751073-19
RK nummer: 19/1618
Datum uitspraak: 14 mei 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 maart 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 november 2017 door
le Parquet Général de la Cour d'Appel de Chambery (Frankrijk)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1991
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Greve, advocaat te Breda en door een tolk in de Franse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest op tegenspraak van de Strafkamer van het Gerechtshof Chambery van 21 mei 2014.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 18 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

6.Detentieomstandigheden: heropening van het onderzoek

De Franse autoriteit heeft bij e-mail van 8 april 2019 laten weten dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk onder geen enkele omstandigheid zal worden geplaatst in de gevangenis van Nîmes.
De rechtbank is echter ambtshalve bekend geraakt met de berichtgeving in (onder andere) de Franse media over de detentieomstandigheden in bepaalde Franse detentie-instellingen. In haar uitspraak van 31 januari 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:655) heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat de op dit moment beschikbare gegevens – voornamelijk berichten uit de media – onvoldoende zijn om daar op dit moment het oordeel op te baseren dat er een reëel gevaar bestaat dat personen die in detentie-instelling Bordeaux-Gradignan zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De thans beschikbare gegevens - en in het bijzonder de gegevens afkomstig van het Observatoire International des Prisons met betrekking tot de overbevolking in de detentie-instelling in Bordeaux-Gradignan - geven echter, gelet op het absolute karakter van het in artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM neergelegde verbod van een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, wel aanleiding het onderzoek in deze zaak te heropenen en de behandeling van de vordering aan te houden om nadere gegevens te verkrijgen van de Franse uitvaardigende autoriteit teneinde de vraag naar het bestaan van genoemd reëel gevaar te kunnen beantwoorden.
Het is de rechtbank niet bekend waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering wordt geplaatst. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om, onder verwijzing naar bovengenoemde uitspraak van 31 januari 2019, te laten onderzoeken of de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in de detentie-instelling in Bordeaux-Gradignan en zo ja, of hij daar een reëel gevaar loopt op onmenselijke of vernederende behandeling.
De rechtbank zal het onderzoek dan ook heropenen en schorsen voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aan de Franse uitvaardigende autoriteit te vragen of de opgeëiste persoon, indien hij wordt overgeleverd, in de detentie-instelling in Bordeaux-Gradignan zal worden geplaatst en zo ja om gegevens te verstrekken op basis waarvan de vraag kan worden beantwoord of er een reëel gevaar bestaat dat personen die in detentie-instelling Bordeaux-Gradignan zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrechten.

7.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen
 of de opgeëiste persoon in de detentie-instelling
Bordeaux-Gradignanzal worden geplaatst, indien de overlevering wordt toegestaan; en zo ja
 om gegevens op basis waarvan de vraag kan worden beantwoord of er een reëel gevaar bestaat dat personen die in detentie-instelling
Bordeaux-Gradignanzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrechten.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Franse taal tegen een nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en mr. B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2019.
Mr. B. Poelert is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.