Op 14 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van Frankrijk. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door le Parquet Général de la Cour d'Appel de Chambery op 24 november 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Frankrijk in 1991, is in Nederland aangehouden op basis van dit EAB. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M. Diependaal, behandeld op een openbare zitting op 30 april 2019, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Greve, en een tolk in de Franse taal.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en hij heeft verklaard de Franse nationaliteit te bezitten. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 18 maanden moet ondergaan voor illegale handel in verdovende middelen, zoals vermeld in het EAB.
Een belangrijk aspect van deze zaak zijn de detentieomstandigheden in Frankrijk. De rechtbank heeft kennisgenomen van berichten over de detentieomstandigheden in Franse instellingen, met name in Bordeaux-Gradignan. Gezien de zorgen over mogelijke onmenselijke of vernederende behandeling, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de behandeling van de vordering aan te houden. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om nadere informatie te verkrijgen van de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de plaatsing van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en zal de zaak opnieuw behandelen zodra er meer informatie beschikbaar is.