Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Staatsanwaltschaft Osnabrück, Duitsland, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
Gehoord zijn de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Arabische (Marokkaanse) taal.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.
3.Grondslag en inhoud van het EAB
- aanhoudingsbevel ten tenuitvoerlegging, uitgevaardigd door de
Staatsanwaltschaft Osnabrück, gedateerd 11 augustus 2017, zaaksnummer 212 Js 17547/16 VRs
en van een - vonnis, op 3 november 2016 gewezen door het
Amtsgericht Osnabrück,
met zaaksnummer 252 Ls (212 Js 17547/16) 348/16, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
twee jaren met aftrek van 188 dagen voorlopige hechtenis.
Staatsanwaltschaft Osnabrück.
hierna: HvJ) heeft bij arrest van 27 mei 2019 in de zaken C-508/18 (zaak OG) en C-82/19 PPU (zaak PI) de vragen beantwoord van de Ierse
Supreme Courten de Ierse
High Court, of het openbaar ministerie in Lübeck en het openbaar ministerie in Zwickau in Duitsland rechterlijke autoriteiten zijn als bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten.
88 It follows from the foregoing that, in so far as the public prosecutors’ offices at issue in the main proceedings are exposed to the risk of being influenced by the executive in their decision to issue a European arrest warrant, those public prosecutors’ offices do not appear to meet one of the requirements of being regarded as an ‘issuing judicial authority’, within the meaning of Article 6(1) of Framework Decision 2002/584, namely the requirement that it be guaranteed that they act independently in issuing such an arrest warrant.
2. The concept of an ‘issuing judicial authority’, within the meaning of Article 6(1) of Council Framework Decision 2002/584/JHA of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States, as amended by Council Framework Decision 2009/299/JHA of 26 February 2009, must be interpreted as not including public prosecutors’ offices of a Member State which are exposed to the risk of being subject, directly or indirectly, to directions or instructions in a specific case from the executive, such as a Minister for Justice, in connection with the adoption of a decision to issue a European arrest warrant.”
5.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd;