5.2De door eiseres ingeschakelde arbeidsdeskundige [naam] van [naam] (hierna: [naam] ) noemt in diens rapportage van 17 november 2017 een aantal SBC-codes met zes functies die volgens hem ten onrechte verworpen zijn. In het aanvullende beroepschrift noemt eiseres twaalf SBC-codes die ten onrechte niet geselecteerd zijn en waardoor een aantal functies ten onrechte zijn verworpen. Eiseres noemt in haar nadere gronden nog meer functies. Eiseres voert meer specifiek aan dat niet duidelijk is waarom sprake is van kenmerkende en overschrijdende belasting in bepaalde functies. Eiseres noemt in dit kader de aspecten ‘knijp- en grijpkracht’, ‘repetitief werk’, ‘trillingen’, ‘opleidingsniveau’, ‘werkervaring’, ‘duwen en trekken’ en ‘tillen of dragen’. Daarbij voert [naam] aan dat verweerder zonder enige inzichtelijke onderbouwing stelt dat dit voor sommige functies geldt voor de gehele SBC-code [code] . Eiseres voert verder aan dat indien in de SBC-code [code] de functie ‘ [functie] ’ met een omvang van 21 uur per week (in plaats van 20 uur per week) wordt geselecteerd, het arbeidsongeschiktheidspercentage van werkneemster minder dan 35% wordt.
6. Volgens eiseres voldoet verweerder niet aan de verzwaarde motiveringsplicht bij werkgeversbezwaar, die voortvloeit uit het in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde beginsel van ‘equality of arms’.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en de daarin genoemde beperkingen, de drie SBC-codes die door de arbeidsdeskundige gebruikt zijn, de maatgevende arbeid, de uren, het loon en het opleidingsniveau van werkneemster niet in geschil zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder mogelijk te veel SBC-codes met bijbehorende functies als ongeschikt heeft beoordeeld, waardoor er sprake is van een lager arbeidsongeschiktheidspercentage van werkneemster, dan door verweerder is vastgesteld.
8. Verweerder beoordeelt de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Eveneens dient volgens vaste rechtspraak van de Raad in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Daarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn indien een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. In deze rechtspraak ligt tevens besloten dat geen sprake is van strijd met het uit artikel 6, eerste lid, van het EVRM voortvloeiende vereiste van ‘equality of arms’ alsmede met het beginsel van ‘fair play’, omdat verweerder middels het CBBS beschikt over gegevens die voor de betrokkene niet alle kenbaar zijn. Wel is het zo dat de aard van de betrokken belangen meebrengt dat verweerder het besluit over de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwt en inzichtelijk moet motiveren.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk en concreet heeft gemotiveerd dat bepaalde functies niet geschikt zijn voor werkneemster in verband met de overschrijdingen, waardoor SBC-codes uiteindelijk niet geselecteerd zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 7 januari 2019 per de door eiseres in beroep genoemde SBC-code en functienummer/naam toegelicht op basis van welke beperkingen een functie is verworpen. Voor de volledigheid wijst de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep erop dat de aspecten 4.3.6 ‘knijpkracht/grijpkracht’ en 4.3.8 ‘repetitieve hand/vingerbewegingen’ binnen het CBBS ‘matchende’ aspecten zijn. Dit betekent dat de arbeidsdeskundig analist voor de functies in kaart brengt wat de belasting is op deze aspecten. In de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens voor alle SBC-codes en functies aan de hand van concrete voorbeelden inzichtelijk gemaakt op welke wijze bij de weging van de functiebelasting zoals weergegeven door de arbeidsdeskundig analist de belastbaarheid zoals weergegeven op de FML wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierbij voldoende toegelicht waarom er in alle, binnen een bepaalde SBC-code gepresenteerde, functies sprake is van een overschrijdende belasting en de functies daarom ongeschikt zijn voor werkneemster.
11.
In de rapportage van 10 april 2019 rapporteert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vervolgens nader over de niet geselecteerde SBC-codes en functienummers die onder die codes vallen en wordt nog verder gespecificeerd waarom in de gepresenteerde functies de belasting wordt overschreden ten aanzien van de aspecten ‘knijp/grijpkracht’, ‘repetitieve hand/vingerbewegingen’, ‘trillingen’, ‘tillen’, ‘werkervaring’, ‘duwen en trekken’ en ‘opleidingseis’. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep licht in de rapportage ook toe dat na raadpleging van het CBBS is gebleken dat in de SBC-code [code] geen functies worden gepresenteerd in een omvang van meer dan 20 uur per week. De functie ‘ [functie] ’ met een omvang van 21 uur per week is haar niet bekend. De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de onderzoeksbevindingen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Hiermee verwerpt de rechtbank ook de stelling dat sprake zou zijn van schending van het beginsel van ‘equality of arms’. Verwezen wordt nog naar vaste rechtspraak van de Raad en opnieuw genoemd in de recente uitspraak van de Raad van 15 mei 2019.
12. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiseres voor 35,80% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en werkneemster voor 35,80% arbeidsongeschikt wordt geacht per 4 december 2017.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.