ECLI:NL:RBAMS:2019:8240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1886
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en verzoek om benoeming deskundige in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [eiseres] en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de weigering van het UWV om [eiseres] een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) te verlenen. Het UWV had op 12 september 2018 een primair besluit genomen waarin de uitkering werd geweigerd, en op 19 februari 2019 werd het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard. [eiseres] heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 oktober 2019 is [eiseres] niet verschenen, maar het UWV was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat [eiseres] zich per 17 maart 2015 ziek had gemeld en na de wachttijd van 104 weken een aanvraag voor een WIA-uitkering had ingediend, die door het UWV was afgewezen op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. [eiseres] voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende rekening had gehouden met de voorkeurstijden van [eiseres] en dat de hoorplicht niet was geschonden.

Daarnaast heeft de rechtbank de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het UWV zijn besluiten op zorgvuldige wijze had genomen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van [eiseres]. Het verzoek van [eiseres] om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor het in twijfel trekken van de medische beoordeling door het UWV. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
De rechtbank zal partijen hierna aanduiden als [eiseres] en het UWV.

Procesverloop

Op 12 september 2018 (primair besluit) heeft het UWV [eiseres] een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) geweigerd.
Op 19 februari 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2019. [eiseres] is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf ging
1. [eiseres] was laatstelijk werkzaam als [functie] voor 20 uur per week. Zij heeft zich per 17 maart 2015 ziek gemeld. Na afloop van de wachttijd van 104 weken heeft zij een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2. Het UWV heeft de aanvraag van [eiseres] afgewezen, omdat zij volgens de verzekeringsarts minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Deze procedure
3. [eiseres] heeft zich op 14 augustus 2018 vanuit de Werkloosheidswet opnieuw ziek gemeld. In het primaire besluit heeft het UWV aan [eiseres] medegedeeld dat zij geen uitkering op grond van de ZW krijgt, omdat zij geschikt is voor de functies die in het kader van de eerdere WIA-beoordeling geselecteerd waren (de geduide functies).
4. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiseres] heeft het UWV haar laten onderzoeken door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de geduide functies nog steeds passend. Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] daarom ongegrond verklaard.
5. De vraag in deze procedure is of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd.
Beoordeling door de rechtbank
Hoorplicht
6. [eiseres] voert aan dat de hoorplicht is geschonden. Gebleken is dat het UWV, in overleg met de gemachtigde, [eiseres] op 11 december 2018, 9 januari 2019 en
23 januari 2019 heeft uitgenodigd voor een hoorzitting. Haar gemachtigde heeft na elke uitnodiging steeds verzocht om de hoorzitting te verplaatsen, waar het UWV gehoor aan heeft gegeven. De laatste twee keer dat [eiseres] is uitgenodigd, heeft het UWV bovendien rekening gehouden met de voorkeurstijdstippen van [eiseres] . Uit de stukken blijkt dat de hoorzitting uiteindelijk is gepland op 1 februari 2019 om 11.00 uur. [eiseres] is niet verschenen op deze hoorzitting. De stelling van [eiseres] dat de hoorzitting van 1 februari 2019 om 12 uur zou plaatsvinden - en gezien het tijdstip ongeschikt zou zijn - blijkt niet uit de stukken en is verder niet onderbouwd. Uit de stukken blijkt ook geen afmelding voor deze hoorzitting. Dit alles maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de hoorplicht niet is geschonden.
Medische beoordeling
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) komt een bijzondere waarde toe aan het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, als dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, geen inconsistenties bevat en concludent (logisch) is. Het gevolg van die bijzondere waarde van dit rapport is dat het UWV zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in principe op dit soort rapporten mag baseren. Het is aan [eiseres] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
8. [eiseres] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van een hoorzitting zodat de heroverweging op basis van de aanwezige dossiergegevens geeft plaatsgevonden. In het rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk opgeschreven hoe hij zijn onderzoek heeft gedaan en welke informatie hij heeft bestudeerd. Het rapport is samenhangend en inhoudelijk niet tegenstrijdig. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen.
9. [eiseres] vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie had moeten opvragen bij haar orthomoleculair arts. Het UWV vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet verplicht was deze informatie op te vragen. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat meegewogen is dat de orthomoleculair arts een arts uit het alternatieve circuit is, maar dat dit niet de belangrijkste reden is dat er geen informatie bij deze arts is opgevraagd. De belangrijkste reden is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep al voldoende informatie had om de belastbaarheid van [eiseres] vast te kunnen stellen.
10. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van zijn eigen deskundigheid mocht uitgaan. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet verplicht om medische informatie op te vragen dan wel om advies in te winnen, indien daartoe geen aanleiding wordt gezien. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, of indien iemand stelt dat de behandelende sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn beperkingen. [1] [eiseres] heeft niets aangedragen waaruit blijkt dat één van beide situaties zich hier voordoet. Bovendien had zij zelf informatie van de orthomoleculair arts kunnen inbrengen.
11. Voor zover [eiseres] heeft aangevoerd dat zij aanvullend beperkt moet worden geacht, volgt de rechtbank haar daarin niet. [eiseres] heeft haar stelling dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen niet inhoudelijk onderbouwd, waardoor de rechtbank niet twijfelt aan het deskundig oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het UWV heeft het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.
Verzoek benoeming deskundige
12. [eiseres] heeft de rechtbank verzocht om een medisch deskundige te benoemen, waarbij zij, onder verwijzing naar een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (Korošec) [2] , een beroep heeft gedaan op artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). [eiseres] vindt dat het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden nu de medische beoordeling heeft plaatsgevonden door een deskundige in dienst van het UWV.
13. In een uitspraak van 30 juni 2017 [3] heeft de Raad de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het uitvoeringsorgaan. De rechtbank ziet aanleiding om het verzoek van [eiseres] te toetsen aan de in die uitspraak te onderscheiden stappen.
Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming.
14. De arts bezwaar en beroep heeft op voldoende zorgvuldige wijze zijn medisch onderzoek verricht. Er zijn geen onderzoeksactiviteiten achterwege gelaten.
Stap 2: equality of arms
15. [eiseres] wordt niet gevolgd in het standpunt dat sprake zou zijn van een oneerlijk proces en strijd met artikel 6 van het EVRM, omdat de medische beoordeling heeft plaatsgevonden door een deskundige in dienst van het UWV. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat [eiseres] belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het UWV haar medische beperkingen heeft onderschat. [eiseres] heeft zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen en is in de gelegenheid geweest om nadere stukken in te dienen. Uit het arrest Korošec volgt niet dat de rechter gehouden zou zijn in een situatie als hier aan de orde, waarin alle relevante medische gegevens door de verzekeringsartsen in de beoordeling zijn betrokken, een medisch deskundige te benoemen.
Stap 3: inhoudelijke beoordeling
16. Geconcludeerd wordt dat wat [eiseres] in beroep heeft aangevoerd, onvoldoende is voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid van [eiseres] . Hieruit volgt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De enkele omstandigheid dat [eiseres] haar beperkingen anders ervaart dan door de verzekeringsartsen is vastgesteld, is eveneens onvoldoende om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskotenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 maart 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV8337.
2.Zie ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212.