ECLI:NL:RBAMS:2019:8932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
13/169116-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor winkeldiefstal met psychische problematiek en verslavingsproblemen

Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juli 2019 een 6-pack Red Bull heeft gestolen uit een Jumbo-winkel in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd en heeft het feit bekend. De officier van justitie, mr. G. Dankers, vorderde een ISD-maatregel van 2 jaar, terwijl de verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een kortere ISD-maatregel van 1 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor zijn handelen. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van 1 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft daarbij rekening gehouden met de verslavingsproblematiek en de vermoedens van psychiatrische problemen van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de ISD-maatregel niet alleen de maatschappij beschermt, maar ook gericht is op het bieden van zorg en ondersteuning aan de verdachte, met het oog op zijn terugkeer naar zijn geboorteland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/169116-19 (Promis)
Datum uitspraak: 18 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 oktober 2019 en 4 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.J. Verbeek, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een 6-pack Red Bull (ter waarde van 13,10 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Jumbo (filiaal gelegen aan de [adres filiaal]
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen kan achten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op de aangifte in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 14 juli 2019 te Amsterdam een 6-pack Red Bull, dat toebehoorde aan winkelbedrijf Jumbo (filiaal gelegen aan de [adres filiaal] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. Er is geen ander kader dan de ISD-maatregel om de maatschappij te beveiligen tegen overlast en om recidive bij verdachte terug te dringen. Verdachte kampt met een drugsverslaving en er zijn aanwijzingen voor psychische problematiek, terwijl hij in Nederland geen aanspraak kan maken op het gebruik van sociale voorzieningen. Verdachte moet eerst gestabiliseerd worden en daarna kan gewerkt worden aan de terugkeer naar [geboorteland] , waar verdachte wel aanspraak kan maken op het gebruik van sociale voorzieningen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om in plaats van de ISD-maatregel aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu verdachte niet tot ongewenst vreemdeling is verklaard, maar op dit moment legaal in Nederland verblijft en omdat aan verdachte vanwege de taalbarrière in een ISD-kader geen zorg en behandeling kan worden geboden. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat er geen diagnoses zijn gesteld omtrent de psychische problematiek van verdachte en dat hij zelf ontkent psychische problemen te hebben. De ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar zou dan feitelijk neerkomen op 2 jaar ‘kale detentie’. De raadsman heeft verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2017. [1]
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar, omdat er geen zicht is op een extramurale fase, nu de resocialisatie van verdachte vooral gericht zal zijn op terugkeer naar [geboorteland] . De raadsman heeft verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2019. [2]
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar, met aftrek van voorarrest.
Uiterst subsidiair heeft de raadsman verzocht om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest en met tussentijdse toetsing.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals daarvan bij het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een overlast gevend feit, waarbij verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn financiële gewin. Hij heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt. Dit is verdachte aan te rekenen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 23 september 2019, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2012 meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 8 oktober 2019, opgemaakt door C. Kleine. Uit het rapport blijkt – kort gezegd en voor zover hier van belang – het volgende. Verdachte kamp met ernstige verslavingsproblemen en is niet in staat gebleken om een bestaan op te bouwen in Nederland. Naast de verslavingsproblemen zijn er vermoedens van psychiatrische problemen. De reclassering verwacht dan ook niet dat verdachte op korte termijn in staat zal blijken om zich maatschappelijk gezien staande te houden. Verdachte is verder wisselend in zijn uitspraken aangaande zijn verblijf in Nederland. De ISD zet in op terugkeer naar het land van herkomst omdat zelfvoorziening in Nederland, gezien de complexe en meervoudige problematiek en het ontbreken van aanspraak op sociale en medische voorzieningen, geen reëel streven is. In het land van herkomst kan wel aanspraak op zorg en maatschappelijke opvang worden gemaakt. In de intramurale fase van de ISD-maatregel kan onder meer psychiatrische zorg geboden worden. Indien verdachte niet meewerkt aan repatriëring en de zelfvoorzieningsmogelijkheid uitzichtloos blijft, zal verdachte na afloop van de eventuele ISD-maatregel, ‘op straat’ komen te staan. Dan wordt alleen het primaire doel van de ISD-maatregel, maatschappelijke bescherming tegen recidive en overlast, bereikt. Bovendien is recidive na afloop van de ISD-maatregel dan vermoedelijk onontkoombaar. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de kans op recidive te verlagen in een ander kader.
De rechtbank heeft op de terechtzitting C. Kleine, reclasseringswerkster werkzaam bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft het reclasseringsadvies bevestigd en heeft verklaard dat zij van de casemanager van verdachte gehoord heeft dat verdachte dwangmedicatie heeft gekregen in het PPC (Penitentiair Psychiatrisch Centrum). Ze heeft verder verklaard dat het strafblad van verdachte in combinatie met oplegging van de ISD-maatregel ertoe kan leiden dat het verblijfsrecht van verdachte als EU-onderdaan wordt beëindigd. Een bijkomend probleem is dat verdachte geen Nederlands en maar een beetje Engels spreekt, zodat een klinische behandeling ook om die reden nauwelijks kans van slagen heeft. Tot slot heeft ze verklaard dat verdachte in het PPC kan blijven als de ISD-maatregel wordt opgelegd, zodat hij de zorg krijgt die hij nodig heeft. Vanuit de PPC zal dan worden gewerkt aan zijn terugkeer naar [geboorteland] . Zodra die kan worden gerealiseerd zal de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel feitelijk worden beëindigd.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij hulp wil bij het aanvragen van zijn documenten en het organiseren van werk. Verdachte wil een ‘normaal’ leven in Nederland leiden en wil niet terugkeren naar [geboorteland] . De vrouw van verdachte heeft tegen hem gezegd dat hij in Nederland moet blijven, zodat hij zijn familie vanuit Nederland kan ondersteunen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemde rapport en neemt het advies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 23 september 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 14 juli 2019 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. Het in het onderhavige vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Voor zover de raadsman heeft gewezen op een uitspraak van deze rechtbank van 13 oktober 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7907) waarbij de ISD-maatregel niet is opgelegd aan een verdachte omdat het dan feitelijk zou neerkomen op een ‘kale detentie’ van 2 jaar, overweegt de rechtbank dat die specifieke situatie niet aan de orde is in de onderhavige zaak, nu er in de onderhavige zaak aanwijzingen zijn voor psychiatrische problematiek bij verdachte, waarvoor hij tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel kan worden behandeld. Van kale detentie is dus geen sprake.
Ten aanzien van de duur van de ISD-maatregel overweegt de rechtbank als volgt. Met de ISD-maatregel wordt enerzijds de maatschappij beschermd tegen de overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. Anderzijds wordt binnen de maatregel geprobeerd een bijdrage te leveren aan een oplossing van de problematiek van verdachte, waardoor hij, na afloop van de maatregel, een delictvrij bestaan kan opbouwen. Door aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen wordt de maatschappij beschermd tegen de delicten die verdachte pleegt. In zoverre is oplegging van de maatregel dan ook gerechtvaardigd. In het reclasseringsrapport van 8 oktober 2019 is opgenomen dat verdachte geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen, terwijl er sprake is van verslavingsproblematiek en er aanwijzingen zijn voor psychiatrische problematiek. De rechtbank overweegt dat gedurende de ISD-maatregel door onder meer observatie en nader onderzoek een beter beeld kan worden verkregen van de onderliggende psychiatrische problematiek en mogelijke behandelingen. Verder zal blijken of verdachte rechtmatig in Nederland mag verblijven. Tijdens de ISD-maatregel kan worden bezien of de beveiliging van de maatschappij vorm kan krijgen door verdachte te helpen terug te keren naar [geboorteland] en daar een bestaan op te bouwen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank daarom in afwijking van de vordering van de officier van justitie de maatregel opleggen voor de duur van een jaar, met aftrek van de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Gedurende die periode zal hem wellicht psychiatrische zorg kunnen worden geboden en zal een terugkeer naar het land van herkomst kunnen worden bevorderd. De rechtbank merkt hierbij op dat de ISD-maatregel kan worden beëindigd als dit daadwerkelijk en onder de juiste omstandigheden kan worden bewerkstelligd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt opde
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die maatregel in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2019.