ECLI:NL:RBAMS:2019:9359

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3321
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duurzaam gescheiden leven en AOW-uitkering: beoordeling van de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Ierland, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de voortzetting van zijn AOW-uitkering. De eiser ontving zijn AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde, maar stelde dat hij sinds 28 december 2018 duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, die in Nederland woont. De Svb had echter besloten dat de AOW-uitkering ongewijzigd bleef, omdat er volgens hen geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, onder andere vanwege het gezamenlijke bezit van een woning en een gezamenlijke bankrekening.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de eiser zijn standpunt heeft toegelicht en bewijs heeft geleverd van zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb ten onrechte concludeerde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, zoals het feit dat de eiser en zijn echtgenote in verschillende landen wonen en geen zorg voor elkaar dragen, voldoende waren om te concluderen dat de eiser inderdaad duurzaam gescheiden leeft. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit van de Svb vernietigd en de Svb opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Svb verplicht om het door de eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Castlerea, Co. Roscommon, (Ierland), eiser

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).
De rechtbank zal partijen hierna aanduiden als [eiser] en de Svb.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb aan [eiser] laten weten dat zijn pensioenuitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ongewijzigd naar de norm van een gehuwde wordt voortgezet, omdat hij niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote.
Bij besluit van 3 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2019. [eiser] was aanwezig. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiser] is getrouwd met mevrouw [naam] (zijn echtgenote) en ontvangt vanaf 11 maart 2013 een AOW-pension naar de norm van een gehuwde. Op
23 februari 2019 ontvangt de Svb een wijzigingsformulier waarop [eiser] heeft aangegeven dat hij en zijn echtgenote met ingang van 28 december 2018 duurzaam gescheiden leven.
2. Na ontvangst van de melding heeft de Svb een onderzoek ingesteld naar de feitelijke woon- en leefsituatie van [eiser] en zijn echtgenote. De uitkomst van dit onderzoek is vastgelegd in een handhavingsrapport van 1 mei 2019. Op basis van het onderzoek heeft de Svb met het primaire besluit aan [eiser] meegedeeld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Svb heeft hierbij in aanmerking genomen dat [eiser] en zijn echtgenote nog in het bezit zijn van een woning in Nederland en er nog sprake is van een gezamenlijke bank- en spaarrekening waar gebruik van wordt gemaakt. Daarnaast heeft de Svb vastgesteld dat [eiser] en zijn echtgenote volgens hun informatie op Facebook nog getrouwd zijn, [eiser] een auto bezit die nog in Nederland is geregistreerd en er nog regelmatig contact is tussen [eiser] en zijn echtgenote. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De Svb heeft het bezwaar van [eiser] vervolgens ongegrond verklaard en het AOW-pensioen van [eiser] ongewijzigd voortgezet naar de norm van een gehuwde.
3. [eiser] stelt zich in beroep op het standpunt dat er wel sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat gelet hierop zijn AOW-pensioen moet worden aangepast naar een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande. In dit verband heeft [eiser] aangevoerd dat hij en zijn echtgenote weliswaar gehuwd zijn, maar dat zij met ingang van
28 december 2018 feitelijk gescheiden van elkaar leven. [eiser] voert aan dat hij in Ierland woont en zijn echtgenote in Nederland. De betreffende auto staat inmiddels in Ierland, waarvan fotobewijs is meegestuurd en ook de status op Facebook is aangepast. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat zijn echtgenote geen bankpas heeft en ook geen gebruik maakt van de gezamenlijke rekening en dat hij en zijn echtgenote slechts sporadisch contact hebben als er iets geregeld moet worden.
4. In geschil is of de Svb terecht tot de conclusie is gekomen dat [eiser] en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leven. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat het blijkens het verweerschrift en de gegeven toelichting op zitting voor de Svb vooral gaat om de gezamenlijke bankrekeningen en de gezamenlijke woning op grond waarvan geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
5. Volgens vaste rechtspraak [1] is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden van het geval.
6. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de Svb zich ten onrechte op het standpunt dat [eiser] en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leven. Hoewel het gezamenlijk bezit van een woning en een bankrekening duidt op een financiële verstrengeling die kan bijdragen aan het oordeel dat betrokkenen ten tijde in geding niet ieder afzonderlijk hun eigen leven leidden alsof zij niet met de ander gehuwd is, [2] zijn in het onderhavige geval bijkomende omstandigheden die tot een ander oordeel leiden. De rechtbank neemt in dit verband in aanmerking dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat de bankrekening uitsluitend voor zijn eigen gebruik is bestemd en feitelijk ook zo wordt gebruikt. Vanuit deze rekening zijn geen geldstromen actief van of naar zijn echtgenote of ten behoeve van zijn echtgenote. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij in het buitenland woont en het veranderen van de bankmachtiging in persoon moet worden afgehandeld, waardoor de machtiging nog niet is ingetrokken. Daarnaast volgt uit de door [eiser] en zijn echtgenote afzonderlijk ingevulde vragenlijsten dat [eiser] en zijn echtgenote vanaf 28 december 2018 ieder op een eigen adres wonen, in afzonderlijke landen, voor hun eigen woonlasten zorgen en dat [eiser] en zijn echtgenote op geen enkele wijze voor elkaar zorg dragen. De door de Svb aangevoerde omstandigheid dat [eiser] en zijn echtgenote gezamenlijk eigenaar zijn van een verhuurde woning doet daar onvoldoende aan af. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2011 [3] waarin gezamenlijk woningbezit onvoldoende werd bevonden om duurzaam geschieden leven af te wijzen. Ook de omstandigheid dat [eiser] en zijn echtgenote gehuwd blijven met het oog op financiële motieven, zonder daarbij nog een echtelijke samenleving te beogen, vormt onvoldoende reden om tot een ander oordeel te komen.
Conclusie
7. Gelet hierop is het beroep gegrond en kan het bestreden besluit geen stand houden. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De Svb dient een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Uitgangspunt bij die te nemen beslissing zal, gelet op het voorgaande, dienen te zijn dat [eiser] ten tijde van de aanvraag duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de Svb op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan [eiser] vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 december 2019
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 30 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6538, en 9 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2980.
2.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8122.
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR0750.