In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Ierland, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de voortzetting van zijn AOW-uitkering. De eiser ontving zijn AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde, maar stelde dat hij sinds 28 december 2018 duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, die in Nederland woont. De Svb had echter besloten dat de AOW-uitkering ongewijzigd bleef, omdat er volgens hen geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, onder andere vanwege het gezamenlijke bezit van een woning en een gezamenlijke bankrekening.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de eiser zijn standpunt heeft toegelicht en bewijs heeft geleverd van zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb ten onrechte concludeerde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, zoals het feit dat de eiser en zijn echtgenote in verschillende landen wonen en geen zorg voor elkaar dragen, voldoende waren om te concluderen dat de eiser inderdaad duurzaam gescheiden leeft. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit van de Svb vernietigd en de Svb opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Svb verplicht om het door de eiser betaalde griffierecht te vergoeden.