In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Poppel, België, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de verzekerde tijdvakken voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). De eiser had in januari 2019 verzocht om een beoordeling van zijn AOW-pensioen, waarna de Svb hem meedeelde dat hij voor de periode van 15 april 1974 tot en met 31 december 1999 verzekerd was, maar niet voor de periode daarna. Eiser maakte bezwaar tegen deze herziening en stelde dat hij jarenlang verkeerd was ingelicht door overheidsinstanties over zijn pensioenrechten, en dat hij recht had op pensioenopbouw zoals deze tot december 2018 op de website 'mijnpensioenoverzicht.nl' was gepubliceerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb op goede gronden de verzekerde tijdvakken van eiser heeft vastgesteld. Eiser voldeed niet aan de wettelijke voorwaarden om verzekerd te zijn voor de AOW vanaf 8 maart 1988. De rechtbank heeft het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen door de Svb zijn gedaan die gerechtvaardigde verwachtingen bij eiser hebben gewekt. De rechtbank concludeert dat de Svb de juiste beslissing heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.