ECLI:NL:RBAMS:2019:9739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
AMS 18/7194 en AMS 18/7218
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kennisneming van politiegegevens en weigering van verstrekking op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Amsterdam, een verzoek ingediend om kennisneming van haar politiegegevens op basis van de Wet politiegegevens (Wpg). Dit verzoek is door de korpschef van politie deels toegewezen, maar ook deels geweigerd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 25 oktober en 22 november 2018, waarin haar verzoek om inzage in bepaalde gegevens werd afgewezen. De rechtbank heeft op 17 december 2019 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tweemaal inzage heeft gehad in haar politiegegevens, maar dat bepaalde gegevens zijn geweigerd op grond van artikel 27 van de Wpg. Dit artikel staat de weigering van kennisneming toe ter bescherming van de rechten van derden en de goede uitvoering van de politietaak. Eiseres heeft aangevoerd dat zij een ongelijk speelveld heeft in haar rechtspositie, omdat zij niet over dezelfde informatie beschikt als de tegenpartij in andere procedures.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering van de korpschef om bepaalde gegevens aan eiseres te verstrekken gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de uitleg van verweerder over het begrip persoonsgegevens juist is en dat de Wpg geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval. Eiseres heeft geen recht op verstrekking van de gegevens, en de rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/7194 en AMS 18/7218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2019 in de zaken tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P. Nijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft verweerder het verzoek van eiseres van 16 augustus 2018 om kennisneming van politiegegevens die over haar worden verwerkt aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) en dit verzoek deels toegewezen.
Bij aanvullend besluit van 22 november 2018 heeft verweerder het verzoek van eiseres van 16 augustus 2018 om kennisneming van bepaalde gegevens geweigerd op grond van artikel 27 van de Wpg.
Eiseres heeft tegen de besluiten van 25 oktober 2018 en 22 november 2018 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019.
Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen een brief van 20 januari 2017 van de Landelijke Eenheid, waaraan bij het besluit van 25 oktober 2018 is gerefereerd, aan de rechtbank te overleggen.
Eiseres heeft bij faxberichten van 29 oktober en 30 oktober 2019 nadere reacties en verzoeken ingediend. Verweerder heeft bij brief van 30 oktober 2019 de voornoemde brief van 20 januari 2017 overgelegd. Vervolgens heeft eiseres bij bericht van 12 november 2019 en bij faxbericht van 15 november 2019 gereageerd.
De rechtbank heeft daarna het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Met betrekking tot de procestukken
1.1.
In het bestuursrecht geldt als uitgangspunt dat partijen over dezelfde processtukken beschikken. Verweerder heeft met een begeleidende brief van 3 januari 2019 twee verschillende sets processtukken aan de rechtbank overgelegd: één set voor de rechtbank en één set voor eiseres. De versie inclusief het inzagedossier is voor de rechtbank. Het inzagedossier is gedeeltelijk gelakt (zwartgemaakt). In de set voor eiseres ontbreekt het inzagedossier.
1.2.
De rechtbank heeft verweerder bij brief van 14 maart 2019 verzocht om, als de brief van 3 januari 2019 dient te worden opgevat als een verzoek op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een onderbouwing te geven waarom alleen de rechtbank kennis mag nemen van het inzagedossier.
1.3.
Bij brief van 19 maart 2019 heeft verweerder, voor zover van belang, opgemerkt dat artikel 8:29 van de Awb in strikte zin niet aan de orde is, nu er geen sprake is van geheimhouding. Wat verweerder beoogt, is de rechtbank kennis te laten nemen van het dossier zonder dat dit fysiek in handen komt van eiseres. Eiseres is uitgenodigd om kennis te komen nemen van de over haar verwerkte politiegegevens, maar verstrekking (feitelijke afgifte) van een dossier wordt geweigerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres het dossier niet fysiek als processtuk in handen behoort te krijgen door beroep in te stellen. Verweerder beroept, voor zover noodzakelijk, zich op artikel 8:29 van de Awb en verzoekt de rechtbank dit artikel ruimer uit te leggen: onder het begrip ‘kennis nemen van de stukken’ moet dan ook worden verstaan ‘bezit krijgen over de stukken’.
1.4.
De rechtbank heeft, in een andere samenstelling, bij beslissing van 25 april 2019 bepaald dat de verzochte beperking van de verstrekking van de stukken gerechtvaardigd is. Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de zitting de stukken (het gelakte inzagedossier) in te zien. Eiseres heeft op 16 juli 2019 inzage gehad in het inzagedossier.
1.5.
Verweerder heeft met een begeleidende brief van 16 oktober 2019 het hierboven vermelde inzagedossier zonder zwartmaking van bepaalde gedeelten aan de rechtbank overgelegd en verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
1.6.
De rechtbank heeft, in een andere samenstelling, bij beslissing van 24 oktober 2019 bepaald dat de beperking van de kennisneming van die stukken gerechtvaardigd is.
1.7.
Eiseres heeft de rechtbank, ter zitting en per faxberichten van 26 en 29 oktober 2019, geen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op grondslag van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken uitspraak te doen. Zij geeft alleen toestemming om de stukken ter beoordeling mee te nemen, zoals zij deze zelf heeft mogen inzien op de rechtbank (het zwartgemaakte inzagedossier). Daarom heeft de rechtbank deze stukken niet bij de uitspraak betrokken.
1.8.
De rechtbank overweegt in dit kader tot slot dat, na het onderzoek ter zitting, eiseres meerdere keren faxberichten heeft gestuurd over het al dan niet hebben ontvangen van alle processtukken. Ook heeft zij (nadere) gronden van beroep ingediend dan wel deze nader toegelicht. Na ontvangst van de brief van 20 januari 2017 die verweerder op verzoek van de rechtbank heeft overgelegd, heeft eiseres verzocht om een extra schriftelijke ronde, zodat partijen daarop kunnen reageren.
1.9.
De rechtbank overweegt dat ter zitting uitdrukkelijk is besproken dat het onderzoek niet wordt gesloten om de brief van 20 januari 2017 van de Landelijke Eenheid af te wachten en dat de rechtbank wil weten of eiseres over dat stuk beschikte. Ten aanzien van het verzoek om een extra schriftelijke ronde, is de rechtbank van oordeel dat eiseres met haar brief van 11 november 2019 voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de overgelegde brief. De rechtbank laat al hetgeen eiseres na het onderzoek ter zitting overigens naar voren heeft gebracht buiten beschouwing.
De feiten en omstandigheden
2.1.
Bij brief van 16 augustus 2018 heeft eiseres zich tot verweerder gewend met het verzoek om (1) een afschrift/uitdraai van meldingen in het bedrijfsprocessensysteem over 2010-2018 van haarzelf en (2) het dossier van de registratie “Potentieel Gewelddadige Eenling” van [eiseres] ”.
2.1.1.
Wat betreft het dossier van de registratie “Potentieel Gewelddadige Eenling” heeft eiseres, meer specifiek, verzocht om een afschrift van het bewijs wat reden was voor opname op de zogenaamde lijst “Potentieel Gewelddadige Eenling”. Zo wil zij weten wie deze registratie heeft beoordeeld en akkoord heeft bevonden, op basis van welke onderzoeken/bewijsmiddelen, en aan wie gegevens hierover worden verstrekt. Eiseres heeft een afschrift verzocht van al hetgeen is vastgelegd, wat de bronnen zijn, evenals aan wie welke gegevens zijn verstrekt.
2.2.
Verweerder heeft het verzoek van eiseres deels toegewezen bij het besluit van 25 oktober 2018. In het besluit is een overzicht opgenomen van alle registraties en meldingen in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) waarin informatie over eiseres wordt verwerkt. Eiseres mag in beginsel van alle politiegegevens kennisnemen. Echter kan kennisneming van bepaalde gegevens worden geweigerd op grond van artikel 27 van de Wpg. Met betrekking tot het afschrift van het dossier van de registratie “Potentieel Gewelddadige Eenling” verwijst verweerder voor een beantwoording van de vragen van eiseres naar een brief van 20 januari 2017 van de Landelijke Eenheid.
2.3.
Verweerder heeft vervolgens een afzonderlijk besluit op 22 november 2018 genomen, waarbij verweerder met een beroep op artikel 27, eerste lid onder b, van de Wpg, het verzoek van eiseres om kennisneming van bepaalde gegevens heeft geweigerd. Dit betreft registraties met informatie die herleidbaar is tot, dan wel afkomstig is van derden. Eiseres mag wel kennisnemen van de aanleiding die heeft geleid tot het opmaken van de registraties door politieambtenaren.
2.4.
Eiseres heeft tweemaal inzage gehad in de politiegegevens die op haar betrekking hebben voor zover de kennisneming daarvan niet is geweigerd met het besluit van 22 november 2018, te weten op 26 en 27 november 2018 bij de politie en op 16 juli 2019 bij de Centrale Balie van de rechtbank.
Standpunt van partijen
3. Eiseres heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Zij wil een onderbouwing en bewijzen inzien op basis waarvan zij is opgenomen op een lijst “Potentieel Gewelddadige Eenling”. Verder wil zij weten wat men (de rechtbank begrijpt: de politie) gedaan heeft in het kader van deze registratie. Eiseres heeft meerdere procedures lopen, waarvoor een uitgebreidere inzage en afschrift van het gehele politiedossier noodzakelijk is. De tegenpartij in deze procedures heeft deze inzage in en een afschrift van haar politiedossier wél verkregen, zodat zij haar gegevens konden gebruiken in gerechtelijke procedures tegen haar. Dit maakt dat sprake is van een ongelijke strijd. Eiseres wil ook inzage om te kunnen nagaan of onjuiste gegevens zijn opgenomen en om eventuele onjuiste gegevens te kunnen laten corrigeren. Eiseres kan zich slechts beperkt verdedigen en wordt geschaad in haar verdediging. De registratie als “Potentieel Gewelddadige Eenling” is in feite een veroordeling door de politie zelf, zonder mogelijkheid op verdediging. Eiseres verwijst in dit kader naar artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Eiseres verzoekt de rechter om de politie opdracht te geven aan eiseres openheid te geven van de gegevens die zij over haar hebben verzameld en/of gedeeld met derden. Tevens wil zij een afschrift van het volledige dossier, a) zowel het bedrijfsprocessensysteem van de politie Amsterdam, als b) een kopie van alle informatie die zij hebben verzameld of gedeeld met derden in het kader van de registratie “Potentieel Gewelddadige Eenling”, dan wel vermeende veelpleger, dan wel vermeende kandidaat Veiligheidshuis en/of Vangnet van de GGD (of vergelijkbare speciale registraties en/of instanties, zoals in het kader van “bemoeizorg” of “wijkteams”).
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de stukken niet aan eiseres dienen te worden verstrekt. Verstrekking is slechts toegestaan aan instanties als aan wettelijke vereisten is voldaan en voor zover nodig voor de taakuitvoering. Welke instanties dat zijn, wordt in de Wpg en bij nadere algemene maatregel van bestuur (het Besluit politiegegevens) bepaald. Eiseres behoort daar niet toe.
Inzage kan voor zover het gegevens betreft van eiseres, tenzij zich een situatie voordoet waarbij een beroep op artikel 27 van de Wpg geoorloofd is. In artikel 27 van de Wpg is vermeld wanneer kennisneming van – delen van – politiegegevens wordt geweigerd. Dit artikel is dwingendrechtelijk voorgeschreven en biedt geen ruimte voor een afweging van de daarin genoemde belangen en het belang van de verzoeker bij kennisneming, aldus verweerder. Ten aanzien van de namen en dienstnummers van politieambtenaren verwijst verweerder naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), waarin is overwogen dat dit weliswaar politiegegevens betreffen, maar geen politiegegevens die betrekking hebben op eiseres.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijstelling griffierecht
5. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Zij heeft gegevens over haar inkomen en vermogen overgelegd. De rechtbank wijst het beroep op betalingsonmacht toe. Eiseres hoeft in beide procedures dan ook geen griffierecht te betalen.
Wettelijk kader
6. Voor het juridische kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
Verstrekking van de gegevens
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met juistheid heeft overwogen dat de politiegegevens niet aan eiseres dienen te worden verstrekt. In de Wpg is opgenomen in welke gevallen informatie kan worden verstrekt. Eiseres is niet als mogelijke ontvanger van politiegegevens genoemd in de Wpg, noch is zij bij het Besluit politiegegevens aangewezen als ontvanger. Verder is verstrekking aan eiseres niet nodig voor de taakuitvoering. De conclusie is dat er voor eiseres daarom geen recht op een verstrekking van gegevens uit het politiedossier bestaat.
Inzage in de gegevens
8. Eiseres heeft tweemaal inzage gehad in het politiedossier. Zij vindt dat er in de documenten die zij heeft kunnen inzien te veel is zwartgemaakt en dat, gelet op de hele context, daar geen reden toe is. De meeste namen kent zij immers toch al, want het gaat om buren van haar. Eiseres wil het dossier geheel inzien, zonder dat gedeelten onleesbaar zijn gemaakt. Zij vindt dat zij een groter belang heeft bij het inzien van wat er over haar gezegd wordt, dan het belang van anderen om, zonder dat dit bij haar bekend wordt, over haar te kunnen verklaren.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat alles in het dossier onleesbaar is gemaakt wat herleidbaar is tot een bepaalde persoon. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat het niet alleen om namen gaat, maar in sommige gevallen ook wat door een bepaald persoon is gezegd. Iets is een persoonsgegeven zolang het herleidbaar is tot een specifiek persoon, en een persoonsgegeven is daarmee veel ruimer dan uitsluitend nummers, namen en geboortedata.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 27, eerste lid, van de Wpg geen ruimte biedt voor een belangenafweging. In de geschiedenis van de totstandkoming van de Wpg staat dat het recht op kennisneming, als bedoeld in artikel 25 van de Wpg, geen absoluut recht is en kan worden beperkt. [1] Zoals de Afdeling heeft overwogen moet verweerder, gelet op artikel 27, eerste lid, van de Wpg, een verzoek om kennisneming van politiegegevens afwijzen indien dit ter bescherming van de in dat artikel vermelde belangen noodzakelijk is. [2] Verweerder heeft, gelet op het dwingende karakter van dat artikel, geen beleidsvrijheid om de kennisneming van de desbetreffende politiegegevens toch toe te staan. Anders dan eiseres betoogt, biedt het artikel derhalve geen ruimte voor een afweging van de daarin genoemde belangen en het belang van eiseres bij kennisneming van de politiegegevens. Dat eiseres beweert reeds te weten wie de melder(s) is/zijn, doet daar niets aan af.
10.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de uitleg die verweerder geeft aan het begrip persoonsgegevens juist is. Het begrip persoonsgegeven is namelijk ruimer dan nummers, namen en geboortedata. De rechtbank overweegt dat alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon als persoonsgegevens worden beschouwd. Een persoon is identificeerbaar aan de hand van gegevens die alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor een bepaalde persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. [3]
10.3.
Voor zover eiseres aanvoert dat zij zich, in strijd met artikel 6 van het EVRM, vanwege de beperkte inzage niet goed kan verdedigen, overweegt de rechtbank als volgt. In deze zaak gaat het om de weigering om aan eiseres inzage te verlenen in een aantal haar aangaande verwerkte politiegegevens. De vraag of in andere procedures, zoals strafrechtelijke of BOPZ procedures, sprake is van strijd met artikel 6 van het EVRM omdat, zoals eiseres stelt, zij in die procedures in een ongelijke (informatie)positie verkeert ten opzichte van de wederpartij, is iets waar de rechtbank in deze procedure geen oordeel over kan geven. De rechtbank verwijst in dit kader naar rechtspraak van de Afdeling, waaruit volgt dat eiseres, voor zover zij verzoekt om processtukken in strafdossiers, een verzoek moet indienen bij de Officier van Justitie. [4]
Overige gronden
11. Eiseres voert aan dat in het besluit van 25 oktober 2018 staat dat artikel 27 van de Wpg niet van toepassing is. Dat verweerder zich nu baseert op onder meer artikel 27 van de Wpg is strijdig met het vertrouwensbeginsel, aldus eiseres.
12. De rechtbank overweegt als volgt. In het besluit van 25 oktober 2018 staat opgenomen dat het kennisnemen van bepaalde gegevens eiseres geweigerd kan worden op basis van artikel 27 van de Wpg. Onder meer vanwege de goede uitvoering van de politietaak. Indien dit het geval is, ontvangt eiseres daarvan afzonderlijk een besluit.
De rechtbank overweegt dat dit laatste inderdaad is gebeurd bij het nadere besluit van 22 november 2018. Reeds daarom is geen sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel, nu expliciet is vermeld dat artikel 27 van de Wpg mogelijk in de weg kan staan aan volledige inzage in de politiegegevens.
13. Eiseres voert aan dat er veel meer informatie bij de politie over haar aanwezig moet zijn, omdat zij anders niet, op basis van de wel bekende informatie, als “Potentieel Gewelddadige Eenling” geregistreerd zou zijn.
14. Verweerder bestrijdt dat hij meer gegevens heeft over eiseres.
15. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat verweerder over meer gegevens beschikt.
Conclusies
16. Nu er geen recht op verstrekking bestaat voor eiseres, zij tweemaal inzage heeft gehad in het gelakte politiedossier, en niet overigens blijkt van gebreken aan de bestreden besluiten, zijn de beroepen ongegrond.
17. Van proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage met het juridisch kader

De Wpg is meerdere keren gewijzigd, laatstelijk op 1 juli 2019. Op dit geschil is de Wpg van toepassing zoals deze luidde ten tijde van de bestreden besluiten op 25 oktober 2018 en 22 november 2018.
Wet politiegegevens
Artikel 25
1. De verantwoordelijke deelt een ieder op diens schriftelijke verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens verwerking ondergaan. Hij verstrekt daarbij tevens desgevraagd inlichtingen over de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt. De verantwoordelijke kan zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen, dan wel voor ten hoogste zes weken indien blijkt dat bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie politiegegevens over de verzoeker worden verwerkt. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
[…]
Artikel 27
1. Een verzoek, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt afgewezen voor zover het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van:
a. de goede uitvoering van de politietaak;
b. de bescherming van de rechten van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden;
[…].
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 6. Recht op een eerlijk proces
Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
[…]

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2005/06, 30 327, nr. 3, blz. 83.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:224, rechtsoverweging 6.1.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN8578, rechtsoverweging 2.4.2 en de daar aangehaalde wetsgeschiedenis.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3187, rechtsoverweging 5.1.