1.2.Het primaire besluit is door verweerder bij het bestreden besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 december 2017 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 januari 2018 ten grondslag gelegd.
Procedure bij de rechtbank
2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en daarbij (onder meer) aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar medische beperkingen. Ook is zij het niet eens met de geduide functies.
3. De rechtbank heeft een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige benoemd om gemotiveerd antwoord te geven op (onder andere) de vragen welke beperkingen eiseres had op 12 juli 2017 (de datum in geding) en of de deskundige verzekeringsarts kan instemmen met de door de verzekeringsarts opgestelde FML van 4 mei 2017.
4. De deskundige verzekeringsarts is in zijn rapport van 10 april 2019 tot de conclusie gekomen dat hij niet kan instemmen met de FML van 4 mei 2017. De deskundige verzekeringsarts schrijft dat onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen die voortkomen uit de posttraumatische stressstoornis (PTSS) en de depressieve stoornis. De deskundige verzekeringsarts heeft daarom aanvullende beperkingen ten aanzien van de rubrieken ‘persoonlijk en sociaal functioneren’ voorgesteld. Ook is eiseres aangewezen op regelmatige werktijden.
Verloop procedure na het rapport van de deskundige verzekeringsarts
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het rapport van de deskundige verzekeringsarts de FML van 4 mei 2017 niet gehandhaafd. Op 5 juni 2019 is een nieuwe FML opgesteld, met toevoeging van de beperkingen die door de deskundige verzekeringsarts zijn voorgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert met deze gewijzigde FML in zijn rapportage van 19 juni 2019 tot dezelfde mate van arbeidsongeschiktheid (26,93%).
6. Eiseres is het niet eens met de door verweerder geduide functies in de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 19 juni 2019.
Eiseres voert aan dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek, nu ten onrechte de motivering ten aanzien van signaleringen niet door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is besproken. Eiseres verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 12 oktober 2006.
Eiseres stelt dat de functie soldering operator niet passend is vanwege een hoog handelingstempo, een grote verantwoordelijkheid en veelvuldige deadlines.
De functie junior medewerker archiefbeheer is niet passend omdat deze functie een grote verantwoordelijkheid, een hoog handelingstempo en grote analytische aspecten vereist.
De functie administratief medewerker is niet passend omdat het gaat om ondersteuning van anderen en om de reden dat stukken beoordeeld/geretourneerd/doorgestuurd dienen te worden. Daarnaast is geen sprake van een voorspelbare werksituatie en dient eiseres veel met andere medewerkers om te gaan. Dat is niet wenselijk omdat voor eiseres het leggen van contact moeizaam verloopt en zij niet in staat is om te gaan met conflicten.
De functie administratief ondersteunend medewerker is niet passend omdat deze functie grote verantwoordelijkheden bevat. Eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, waarvan geen sprake is en er communicatie met ouders/mentoren is vereist, waarbij conflicten kunnen ontstaan. Op dat punt is eiseres beperkt.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat de medische beperkingen van eiseres, zoals vastgelegd in de FML van 5 juni 2019, niet langer in geschil zijn. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de vastgestelde beperkingen in de FML van 5 juni 2019.
8. Verweerder acht eiseres geschikt voor de functies van productiemedewerker industrie, samenstellen van producten (SBC 111180), archiefmedewerker (SBC 553020) en administratief medewerker, document scannen (SBC 315133). Verweerder heeft aan de arbeidskundige grondslag meerdere rapportages ten grondslag gelegd. De primaire arbeidsdeskundige heeft op 9 mei 2017 rapport uitgebracht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 3 januari 2018 en 27 juni 2018 en ná de gewijzigde FML van 5 juni 2019 op 19 juni 2019 en 17 oktober 2019 (nadere) rapportages uitgebracht.
9. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de arbeidsdeskundigen van verweerder voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het rapport van 3 januari 2018 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep alle signaleringen heeft toegelicht en uitgebreid overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de geduide functies. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is eveneens van oordeel dat de functies passend zijn en heeft het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep medeondertekend. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is verder in zijn nadere rapportages gemotiveerd ingegaan op de door eiseres naar voren gebrachte standpunten.
10. De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Raad van 13 februari 2009volgt dat afhankelijk van de zich voordoende feiten en omstandigheden, voorafgaand overleg met de verzekeringsarts noodzakelijk zal zijn. Daargelaten of het in onderhavig geval noodzakelijk was dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep álle signaleringen diende te bespreken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, overweegt de rechtbank dat uit het laatste rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 17 oktober 2019 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep over alle grieven van eiseres met betrekking tot de functies overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze grond kan daarom niet slagen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapportages voldoende heeft toegelicht waarom de functies geschikt zijn voor eiseres en dat haar belastbaarheid niet wordt overschreden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de geduide functies passend zijn voor eiseres. Uit het voorgaande volgt dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit op een onjuiste arbeidskundige grondslag berust.
12. Uit de overwegingen 4 en 5 volgt dat verweerder het bestreden besluit pas in beroep van een juiste medische grondslag heeft voorzien. Daarmee staat vast dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet van een deugdelijke motivering was voorzien. Deze schending van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan zou een besluit met een gelijke uitkomst zijn genomen.
13. Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat het beroep ongegrond is. De WIA-uitkering van eiseres is terecht beëindigd per 12 juli 2017.
14. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een
wegingsfactor 1).