Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2019 bij de rechtbank Den Haag,
- de beschikking van 30 september 2019 van de rechtbank Den Haag waarbij de zaak is verwezen naar deze rechtbank,
- de tussenbeschikking van 21 november 2019, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 december 2019,
- het aanvullend verzoekschrift, tevens vermindering/aanpassing verzoek, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 30 december 2019,
- het bericht nadere stukken van [verzoekster] , ingekomen ter griffie op 6 januari 2020,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 januari 2020 en de daarin genoemde (proces)stukken,
- de brief van 29 januari 2020 van de Staat met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de (fax)brief van 30 januari 2020 van [verzoekster] met een reactie op de brief van 29 januari 2020 van de Staat,
- de e-mailberichten van 13 februari 2020 van partijen aan de griffie.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
C-434/16, ECLI:EU:C:2017:994).
€ 1.086(2 punten × tarief € 543)