ECLI:NL:RBAMS:2020:3710
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeur wegens justitiële verleden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verklaring omtrent gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming. De aanvraag was ingediend door een taxichauffeur in spé, die te vaak in aanraking was gekomen met justitie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, gezien de justitiële geschiedenis van de verzoeker, die onder andere meerdere verkeersdelicten en een verdenking van een drugsdelict omvat.
De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend die op 30 januari 2020 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 5 juni 2020 ongegrond verklaard. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 21 juli 2020 was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de VOG gerechtvaardigd was, omdat de verzoeker in de afgelopen vijf jaar meerdere keren was veroordeeld voor verkeersdelicten, waaronder rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs. De rechter concludeerde dat deze veroordelingen niet passen bij de functie van taxichauffeur, en dat de belangen van de verzoeker niet opwogen tegen de risico's voor de samenleving. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.