Overwegingen
Wat vooraf is gegaan aan deze procedure
1. Eiseres heeft gewerkt bij de [werkgever] als [functie] voor 32 uur per week. Zij is op 1 oktober 2017 ziek uit dienst gegaan en aansluitend is een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
2. In november 2017 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen en beslist dat eiseres per 13 november 2017 geen WIA-uitkering krijgt. Het door eiseres gemaakte bezwaar tegen deze beslissing is gegrond verklaard. In het bestreden besluit heeft verweerder alsnog per 13 november 2017 (tot en met 27 juni 2019) aan eiseres een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 49,6%.
De beoordeling door de rechtbank
3. De deskundige heeft op verzoek van de rechtbank rapport uitgebracht over, kort gezegd, de belastbaarheid van eiseres per 13 november 2017. Uit de reacties van partijen blijkt dat eiseres noch verweerder zich kan vinden in de beperkingen zoals de deskundige die heeft gerapporteerd. Volgens eiseres heeft de deskundige te weinig beperkingen aangenomen, terwijl verweerder van mening is dat de deskundige te veel beperkingen heeft aangenomen.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt.Deze situatie doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank voor. Het rapport van de deskundige geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk, consistent en gemotiveerd de problematiek van eiseres en de daaruit voortvloeiende beperkingen beschreven.
5. De rechtbank ziet noch in de door eiseres overgelegde nadere rapporten van haar behandelend cardioloog, [naam] , noch in de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 maart 2020 en 29 juni 2020 reden om van een andere belastbaarheid uit te gaan dan door de deskundige is beschreven. Het verschil van inzicht tussen [naam] en de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de belastbaarheid van eiseres is voor de rechtbank mede de reden geweest om in deze zaak een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De deskundige heeft alle beschikbare informatie, waaronder de eerder door [naam] en de verzekeringsarts bezwaar en beroep verwoorde visies, bij de beoordeling betrokken. De deskundige komt tot een andere inschatting van de belastbaarheid van eiseres. Dat noch [naam] noch de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich geheel in de uitkomst van het deskundigenonderzoek kan vinden, verrast in dat opzicht niet. Dat is voor de rechtbank echter geen reden om de deskundige niet te volgen.
6. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Raad van 8 januari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:29) is evenmin reden om de deskundige niet te volgen. Juist is dat de Gezondheidsraad in zijn advies van 19 maart 2018 uiteen heeft gezet dat ME/CVS een ernstige ziekte is en kan leiden tot substantiële functionele beperkingen. Uit het rapport van de deskundige volgt echter dat zij voor eiseres substantiële functionele beperkingen heeft aangenomen. Uit het algemene advies van de Gezondheidsraad volgt daarmee niet dat de deskundige de beperkingen voor eiseres heeft onderschat. 7. De rechtbank neemt zodoende de conclusies en bevindingen van de deskundige over.
8. De door verweerder bij besluit van 15 mei 2020 gewijzigd vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 13 november 2017 is (mede) gebaseerd op het nadere rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 maart 2020 en de daarbij gevoegde aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 maart 2020. De rechtbank stelt vast dat deze aangepaste FML op meerdere punten niet in overeenstemming is met de bevindingen en conclusies van de deskundige. Zo zijn in die FML geen beperkingen opgenomen op de items 3.2, 3.10, 4.15, 5.6, 5.7 en 6.5, terwijl de deskundige heeft gerapporteerd dat op deze items wél beperkingen gelden. Verder is in de aangepaste FML de beperking op item 3.1 anders geformuleerd dan de deskundige heeft aangegeven.
9. Het voorgaande betekent dat verweerder ook met het wijzigingsbesluit van 15 mei 2020 de beperkingen van eiseres niet goed heeft vastgesteld en dat de medische grondslag van verweerders besluitvorming nog steeds niet deugdelijk is. Daarmee is ook de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres niet deugdelijk vastgesteld.
10. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit, met inbegrip van het wijzigingsbesluit van 15 mei 2020, moet worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder zal een FML moeten opstellen die geheel in overeenstemming is met de conclusies en bevindingen van de deskundige. Verwezen wordt naar de beantwoording door de deskundige op pagina 22 van het rapport; daar staat duidelijk op welke punten van de FML aanvullende beperkingen moeten worden opgenomen en hoe deze beperkingen moeten luiden. Op basis van de nieuw op te stellen FML zal verweerder vervolgens nader arbeidsdeskundig onderzoek moeten doen.
11. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het nieuw te nemen besluit. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.837,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na het rapport van de deskundige, 1 punt voor het verschijnen op de nadere zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).