ECLI:NL:CRVB:2020:29
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellant met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid door het Uwv
Op 8 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep een tussenuitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), was eerder werkzaam als automatenoperator en had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 januari 2017. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank het standpunt van de verzekeringsarts niet had mogen volgen en verwees naar relevante jurisprudentie en adviezen van de Gezondheidsraad.
De Centrale Raad oordeelde dat de motivering van het bestreden besluit onnavolgbaar was, omdat de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) verwoorde beperkingen niet voldoende waren toegelicht in het licht van de medische situatie van appellant. De Raad droeg het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen en te motiveren waarom de aangenomen beperkingen in de FML adequaat waren voor de energetische belastbaarheid van appellant. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten over arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om medische beperkingen adequaat te verwoorden in de FML.