ECLI:NL:RBAMS:2020:4183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
C/13/688098 / KG ZA 20-697
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van balkons op grond van artikel 5:50 BW in kort geding

In deze zaak vorderden eisers, bewoners van twee naast elkaar gelegen panden, de stichting Woningstichting Rochdale om de bouwwerkzaamheden aan balkons aan de achterzijde van appartementen te staken. Eisers stelden dat de balkons binnen twee meter van de erfgrens waren geplaatst, wat in strijd is met artikel 5:50 BW, en dat deze balkons uitzicht gaven op hun eigendommen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2020 werd het verweer van Rochdale gehoord, die stelde dat er geen sprake was van onrechtmatige hinder omdat het uitzicht niet recht naar voren was, maar schuin. De voorzieningenrechter bezocht op 24 augustus 2020 de situatie ter plaatse en oordeelde dat de vorderingen van eisers niet konden worden toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de balkons inmiddels gereed waren en dat de situatie niet zodanig ernstig was dat onmiddellijke ingreep vereist was. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van Rochdale, die op € 1.636,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 25 augustus 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/688098 / KG ZA 20-697 MDvH/MV
Vonnis in kort geding van 25 augustus 2020
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiseres 2],
3.
[eiseres 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiseres 5],
6.
[eiser 6],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 12 augustus 2020 en bij herstelexploot van
20 augustus 2020,
advocaat mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Kamphuis te Amsterdam.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 20 augustus 2020 hebben eisers de dagvaarding en de akte wijziging van eis toegelicht. Gedaagde, hierna te noemen Rochdale, heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van eisers [eiser 1] , [eiseres 2] en [eiseres 5] met mr. Johannsen;
aan de zijde van Rochdale [medewerker gedaagde 1] en [medewerker gedaagde 2] met mr. Kamphuis.
Op 24 augustus 2020 hebben de voorzieningenrechter en de griffier de situatie ter plaatse bekeken. Hierbij waren aanwezig [eiseres 2] , mr. Johannsen, [medewerker gedaagde 1] en mr. Kamphuis.
Bij e-mail van 24 augustus 2020 zijn de raadslieden van partijen ervan in kennis gesteld dat op 25 augustus 2020 vonnis wordt gewezen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is in die e-mail reeds medegedeeld dat de vorderingen van eisers niet in dit kort geding kunnen worden toegewezen.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn woonachtig in twee naast elkaar gelegen panden aan de [adres eisers] [huisnummer] en [huisnummer 2] te [appn.blok A] . [eiseres 3] is eigenaar van het appartementsrecht [woning eiseres 3] . [eiser 4] is eigenaar van het appartementsrecht [woning eiser 4] . [eiser 1] en [eiseres 2] zijn eigenaren van het appartementsrecht [woning eiser 1 en eiseres 2] . [eiser 6] en [eiseres 5] zijn eigenaren van de appartementsrechten [woningen eiseres 5 en eiser 6]
2.2.
De [adres] is een zijstraat van de [adres eisers] . Rochdale is eigenaar van zes appartementen aan de [adres] [appn.blok] te [woonplaats] . De appartementen [appn. 1] zijn gelegen op de eerste verdieping, de appartementen [appn. 2] op de tweede verdieping en de appartementen [appn. 3] op de derde verdieping. Rochdale heeft de zes appartementen onlangs gerenoveerd.
2.3.
In april 2020 hebben eisers bij Rochdale geprotesteerd tegen het aanbrengen van balkons aan de achterzijde van de zes onder 2.2 genoemde appartementen. Eisers hebben zich hierbij beroepen op schending van artikel 5:50 BW. Partijen hebben hierover vervolgens in de maanden mei tot en met juli 2020 gesproken en gecorrespondeerd maar zijn niet tot een oplossing gekomen.
2.4.
Inmiddels heeft Rochdale de appartementen verkocht. Levering van de appartementen zal plaatsvinden vanaf 25 augustus 2020. De balkons aan de achterzijde van de appartementen zijn gereed, met dien verstande dat Rochdale tijdelijk dichte privacyschermen heeft aangebracht, die zij nog wil vervangen door privacyschermen die ondoorzichtig zijn, maar wel licht doorlaten.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – na vermeerdering (en vermindering) van eis – het volgende:
I. Rochdale te veroordelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de bouwwerkzaamheden aan de balkons aan de achterzijde van de appartementen aan de [adres] [appn.blok] te staken en gestaakt te houden;
II. Rochdale te veroordelen om binnen zes weken na betekening de onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van eisers te beëindigen, door volledig herstel in de oude toestand, dan wel die werkzaamheden uit te voeren die ertoe leiden dat de balkons worden geplaatst op minstens twee meter afstand van de erfgrens;
III. Rochdale te verbieden om medewerking te verlenen aan levering van de appartementen aan de kopers, voordat de onder II genoemde werkzaamheden zijn verricht, dan wel pas tot levering over te gaan indien voldoende aannemelijk is dat de kopers op de hoogte zijn van de situatie en zij hun medewerking zullen verlenen aan het afbreken van de balkons;
IV. een en ander op straffe van dwangsommen;
V. met veroordeling van Rochdale in de kosten van dit geding.
3.2.
Eisers stellen hiertoe – samengevat weergegeven – dat Rochdale de balkons heeft geplaatst binnen twee meter vanaf de grenslijn tussen de erven van eisers en Rochdale en dat die balkons uitzicht geven op het erf van eisers. Vanaf de balkons is immers een direct zicht mogelijk in de woningen en op de balkons van eisers. Bij de appartementen [woning eiseres 3] en [woning eiser 4] kan zelfs direct in de slaapkamer worden gekeken. Eisers hebben hiervoor geen toestemming gegeven. Het is dan ook op grond van artikel 5:50 BW niet toegestaan die balkons te hebben. Ook is sprake van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW. Er zal sprake zijn van geluidsoverlast en de privacyschermen die Rochdale heeft geplaatst nemen het uitzicht weg en verhinderen de daglichttoetreding. Eisers hebben een spoedeisend belang bij toewijzing van hun vorderingen; de appartementen zullen immers in augustus 2020 aan de kopers worden geleverd en de balkons dienen dan gerealiseerd te zijn.
3.3.
Rochdale heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Indien vanaf de balkons van Rochdale recht naar voren wordt gekeken, is er geen zicht mogelijk op de balkons of in de appartementen van eisers. Het is vaste rechtspraak dat artikel 5:50 BW slechts gaat over rechtstreeks zicht en niet over zijdelings zicht. Dit blijkt uit een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:BN0268) en uit een bodemvonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:1866).
Subsidiair voert Rochdale aan dat zij privacyschermen heeft geplaatst die ieder zicht op de balkons en in de appartementen van eisers wegnemen.
Ook is er, aldus Rochdale, geen sprake van onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW. Niet iedere hinder is onrechtmatig. De mogelijke vermindering van daglicht en uitzicht is gering en dat sprake zal zijn van geluidsoverlast is nog niet gebleken. Ook zal Rochdale nog andere privacyschermen plaatsen die meer licht doorlaten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers hebben geen belang (meer) bij toewijzing van vordering I, omdat de werkzaamheden aan de balkons inmiddels zijn afgerond. Rochdale heeft weliswaar verklaard de tijdelijk geplaatste privacyschermen nog te willen vervangen, maar (als het zo ver komt) wordt ervan uitgegaan dat in overleg met eisers zal worden gekozen voor de definitieve (daglicht doorlatende) privacyschermen.
4.2.
Voor zover de overige vorderingen van eisers zijn gegrond op artikel 5:50 BW wordt het volgende overwogen. Partijen zijn het erover eens dat de drie boven elkaar gelegen balkons van Rochdale ( [appn.blok B] die het dichtst zijn gelegen bij de appartementen van eisers binnen twee meter van de grenslijn zijn gelegen, indien wordt gemeten op de wijze zoals wordt voorgeschreven in artikel 5:50 lid 3 BW. Het gaat dan om de afstand van de buitenste naar het erf van eisers gekeerde (korte) rand van de drie balkons van Rochdale tot aan de erfgrens, waarbij ervan wordt uitgegaan dat die grenslijn op de grond gelijk loopt met de grenslijn van de hoger gelegen appartementen. Volgens Rochdale is de afstand tussen de grenslijn en de rand van haar balkons 1.75 meter. De afstand tussen de grenslijn en de privacyschermen is volgens haar 1.89 meter.
4.3.
Omdat de balkons van de appartementen [appn.blok A] zich méér dan twee meter vanaf de grenslijn bevinden, kunnen eisers zich ten aanzien van die balkons niet op artikel 5:50 BW beroepen.
4.4.
De voorzieningenrechter heeft op 24 augustus 2020 geconstateerd dat de door Rochdale geplaatste privacyschermen niet kunnen voorkomen dat vanaf (de meest veraf gelegen zijkant van) de drie balkons van Rochdale ( [appn.blok B] toch op de balkons en in de appartementen van eisers kan worden gekeken, met name in de appartementen die niet in het verlengde van de balkons zijn gelegen. Er kan immers langs die privacyschermen heen worden gekeken. Daarvoor is dan wel vereist dat men enigszins schuin of zijdelings (en niet recht naar voren) kijkt. Partijen verschillen van mening of dit schuin of zijdelings kijken valt onder de bescherming die artikel 5:50 BW biedt. Volgens de twee door Rochdale genoemde uitspraken (van het gerechtshof Amsterdam en van de rechtbank Amsterdam) biedt dit artikel alleen bescherming indien recht naar voren wordt gekeken. In het arrest van het gerechtshof Amsterdam is dit gemotiveerd met een beroep op de wetsgeschiedenis. Hieruit zou blijken dat het handhaven van een verbod van zijdelings uitzicht (met name in de grote steden) niet te rechtvaardigen is. Dat het moet gaan om uitzicht “recht naar voren” zou, aldus dit arrest, mede besloten liggen in het meetvoorschrift dat is opgenomen in lid 3 van artikel 5:50 BW. In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2019, waarop Rochdale zich eveneens heeft beroepen, is het oordeel van het gerechtshof Amsterdam overgenomen.
4.5.
Het gerechtshof Arnhem heeft op 9 oktober 2001 daarentegen geoordeeld dat artikel 5:50 BW bij schuin of zijdelings zicht ook bescherming biedt (ECLI:NL:GHARN:2001:AH8510). Het verschil tussen een rechtstreeks en een zijdelings uitzicht speelt sedert de invoering van artikel 5:50 lid 3 BW geen rol meer, aldus het hof. Het vonnis van 7 juli 2017 van de rechtbank Zeeland-West Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2017:4061) is in lijn met het arrest van het gerechtshof Arnhem. In dat vonnis wordt de uitleg die het gerechtshof Amsterdam in 2010 aan artikel 5:50 BW heeft gegeven weerlegd omdat dit artikel beoogt te voorkomen dat buren elkaar op korte afstand ongemerkt kunnen bespieden en in die zin de visuele privacy beschermt. In het licht van de ratio van artikel 5:50 BW is het niet logisch om bij balkons of soortgelijke werken wel het uitzicht vanaf de voorkant van dat werk in aanmerking te nemen en voorbij te gaan aan het schuine uitzicht. Het relevante uitzicht zou bij zo’n interpretatie bovendien afhankelijk kunnen worden gemaakt van de vorm van een balkon of ander werk. Ter bepaling van het uitzicht als bedoeld in artikel 5:50 lid 1 BW dient daarom ook het schuine uitzicht op het erf in aanmerking te worden genomen, dit alles aldus het vonnis van de rechtbank Zeeland-West Brabant.
4.6.
In lijn met het gerechtshof Arnhem en de rechtbank Zeeland-West Brabant is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat ook in dit geval de ratio van visuele privacy meebrengt dat artikel 5:50 BW zo moet worden uitgelegd dat schuin uitzicht evenmin is toegestaan. Dat uit de wetsgeschiedenis, zoals het gerechtshof Amsterdam heeft overwogen iets anders volgt, vindt de voorzieningenrechter niet overtuigend. Desalniettemin vormt dit onvoldoende aanleiding om de vorderingen van eisers, voor zover gegrond op dit artikel, toe te wijzen. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Uit het voorgaande blijkt dat de (lagere) rechtspraak op dit punt niet eenduidig is en de Hoge Raad heeft hierover nog niet geoordeeld. Er is weliswaar cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem, maar in het desbetreffende arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF5547) is geen oordeel gegeven over de kwestie schuin of rechtstreeks uitzicht, nu tegen die overweging van het hof geen cassatiemiddel was ingesteld. In die situatie ligt het meer in de lijn dat eisers een bodemprocedure starten (en/of sprongcassatie instellen bij de Hoge Raad tegen dit vonnis). Niet onbelangrijk is verder dat de balkons van Rochdale inmiddels gereed zijn en het erg ver gaat (mede gezien de niet eenduidige jurisprudentie) om Rochdale bij wijze van voorlopige voorziening te veroordelen tot afbraak van de balkons, met alle nadelige (mogelijk onomkeerbare) gevolgen die dat voor haar en de kopers zal hebben. Weliswaar kan eisers worden toegegeven dat zij tijdig (namelijk direct bij aanvang van de bouw van de balkons) bij Rochdale hebben geprotesteerd, maar het spoedeisend belang dat zij daarbij hadden, en dat thans moet worden beoordeeld op grond van de
huidigesituatie, is ingehaald door het feitelijk construeren van de balkons. Mocht sprake zijn van een met artikel 5:50 BW strijdige situatie, dan is die niet zodanig ernstig dat onmiddellijk ingrijpen is vereist.
4.7.
Voor zover de vorderingen van eisers zijn gebaseerd op artikel 5:37 BW, geldt het volgende. Op 24 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter niet alleen de appartementen van Rochdale bezocht maar ook het appartement van [eiser 1] en [eiseres 2] ( [woning eiser 1 en eiseres 2] ) en dat van [eiseres 3] ( [woning eiseres 3] ). De appartementen van Rochdale zijn nog niet bewoond, dus of sprake zal zijn van (onrechtmatige) geluidshinder kan op dit moment niet worden beoordeeld. Het ligt eerder in de rede dat eisers met de nieuwe bewoners afspraken maken over een redelijk gebruik van de balkons. Ook over de vraag of de privacyschermen van Rochdale (al dan niet op onrechtmatige wijze) daglichttoetreding verhinderen, kan op dit moment geen oordeel worden gegeven omdat de definitieve schermen, die volgens Rochdale licht doorlaten, nog niet zijn geplaatst. Het uitzicht vanuit het appartement van [eiser 1] en [eiseres 2] is beperkt door het privacyscherm van Rochdale op de derde verdieping, maar omdat het appartement hoog is gelegen (eveneens op de derde verdieping) valt de hinder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter nog wel mee. Erger lijkt dit bezien vanuit het appartement van [eiseres 3] op de eerste verdieping. Daar beperkt het privacyscherm van Rochdale (eveneens op de eerste verdieping) het uitzicht aanmerkelijk en kan dit zorgen voor een ingesloten gevoel. Omdat niet iedere hinder ook direct als onrechtmatige hinder kan worden aangemerkt, rechtvaardigt dit echter niet het treffen van een voorlopige voorziening. Daarvoor is voorshands de ernst te gering (zeker als de definitieve privacyschermen lichtdoorlatend zijn), waarbij van belang is dat de woningen van eisers zich bevinden in een van de dichtst bebouwde stukjes van Amsterdam, waar het uitzicht per definitie beperkt is. Ook zonder het (balkon met) privacyscherm van Rochdale heeft [eiseres 3] immers een beperkt uitzicht.
4.8.
De conclusie is dat de vorderingen van eisers niet in dit kort geding kunnen worden toegewezen. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rochdale worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MV