Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker sub 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 november 2019,
- de beschikking van 9 januari 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van 29 mei van ABN met een aanhoudingsverzoek,
- het verweerschrift met het voorwaardelijk tegenverzoek, met bijlagen, ontvangen op 29 mei 2020,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 juni 2020 met de daarin genoemde (proces)stukken,
- de brief van 23 juni 2020 van ABN met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de akte na mondelinge behandeling van ABN, ontvangen op 30 juni 2020,
- de akte uitlating na mondelinge behandeling van EDI c.s., ontvangen op 2 juli 2020.
2.De feiten
$ 100 miljoen, liep via een daarvoor in 2014 opgerichte entiteit op Jersey, United Vision Limited (hierna: het UVL-krediet). Daarnaast financierde ABN EDT via een bilaterale geldlening van $ 70 miljoen, die later is verlaagd tot € 50 miljoen (hierna: het Eurostarkrediet).
4.De beoordeling
bis-Verordening), omdat die zaken burgerlijke of handelszaken zullen zijn. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan worden afgeleid dat de rechtsmacht ten aanzien van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor op de bevoegdheidsregels van Brussel I
bis-Verordening kan worden gebaseerd zonder dat daaraan nadere voorwaarden worden gesteld.
bis-Verordening, hij ook bevoegd is om kennis te nemen van een ten behoeve van die hoofdzaak verzocht voorlopig getuigenverhoor. Dit betekent dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het gedeelte van het verzoek dat gegrond is op de mogelijk door EDI c.s. en/of derden aanhangig te maken borgstellings- en bestuurdersaansprakelijkheidsprocedures. Immers, deze procedures, en dat is tussen partijen ook niet in geschil, zullen in België en/of Luxemburg aanhangig moeten worden gemaakt, omdat de Belgische en/of Luxemburgse rechter de internationaal bevoegde rechter zal zijn.
bis-Verordening, omdat ABN in Nederland is gevestigd.
bis-Verordening en verzocht om deze procedure aan te houden in verband met de in België aanhangige strafklachtprocedure. Dit verzoek zal worden afgewezen. De strafklacht met burgerlijke partijstelling is een strafrechtelijke procedure waarbij het Belgische parket is betrokken. Voor zover deze procedure al als een burgerlijke en handelszaak kan worden beschouwd geldt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 29 Brussel I
bis-Verordening, omdat geen sprake is van dezelfde partijen. Verder is niet gebleken dat de situatie zich voordoet dat de Nederlandse civiele rechter en de Belgische strafrechter over dezelfde vordering onverenigbare beslissingen zouden kunnen geven zoals artikel 30 Brussel I
bis-Verordening vereist. Het verzoek tot aanhouding zal daarom worden afgewezen.
bis-Verordening). Niet is noodzakelijk dat over de rechtsbetrekking waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verlangd een procedure aanhangig is of zal worden gevoerd in Nederland (vergelijk HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8510). Artikel 843a Rv kent een zelfstandige bevoegdheid toe aan de daarin bedoelde belanghebbende. Het staat EDI c.s. binnen het kader van de Nederlandse wet vrij bewijs te verzamelen ter onderbouwing van haar civielrechtelijke vorderingen. Van ontoelaatbare doorkruising met de in België aanhangige strafklachtprocedure en de EDT-procedure is, anders dan ABN meent daarom geen sprake.
verzoek om een voorlopig getuigenverhoor
fishing expeditionste voorkomen, dient de partij die op grond van deze bepaling informatie verlangt, de inhoud van de gevraagde gegevens voldoende concreet te omschrijven. Ook biedt artikel 843a Rv geen mogelijkheid documenten op te vragen waarvan slechts wordt vermoed dat zij wel eens steun zouden kunnen gegeven aan stellingen, zonder dat er concrete aanknopingspunten zijn voor dat vermoeden. Dit betekent dat [verzoeker sub 2] concreet moet stellen en onderbouwen voor welke feitelijke stellingen afgifte van de gevorderde bescheiden noodzakelijk is. Van een rechtmatig belang is dan ook eerst sprake indien zonder de aanspraak op de bescheiden de feitelijke stellingen niet kunnen worden onderbouwd, de juistheid van relevante stellingen slechts aan de hand van de inhoud van de gevraagde bescheiden kan worden vastgesteld of de bescheiden relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil.
5.De beslissing
1 oktober 2020teneinde de curatoren van EDI de gelegenheid te geven de rechtbank te berichten of zij de procedure zoals deze is ingesteld door EDI overnemen dan wel te laten weten dat zij de procedure niet overnemen,