ECLI:NL:RBAMS:2020:4650

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
C/13/686677 / KG ZA 20-609
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekopzegging en valsheid in geschrift bij hypotheekaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een inwoner van Broekhuizenvorst, en ING Bank N.V. De eiser had een hypothecaire geldlening aangevraagd bij ING, maar de bank heeft de hypotheek opgezegd en eiser geregistreerd in het Incidentenregister (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR/SFH) wegens valsheid in geschrift en het niet naar waarheid verstrekken van informatie. Eiser vorderde in kort geding dat ING hem zou verwijderen uit deze registers, de blokkade op zijn betaalrekening zou opheffen en de opzegging van de hypothecaire geldlening ongedaan zou maken.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser zijn informatieplicht bij het aangaan van de hypotheek heeft geschonden. Eiser had bij de hypotheekaanvraag verklaard dat hij een vast dienstverband had en een bepaald salaris ontving, maar uit de overgelegde bewijsstukken bleek dat hij in werkelijkheid niet het opgegeven salaris had ontvangen. ING had voldoende redenen om te twijfelen aan de juistheid van de door eiser aangeleverde informatie, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegging van de hypotheek en de registratie in de registers gerechtvaardigd waren.

De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen van eiser en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van juiste en volledige informatie bij het aanvragen van een hypotheek en de gevolgen van valsheid in geschrift.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/686677 / KG ZA 20-609 HH/MvG
Vonnis in kort geding van 8 september 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te Broekhuizenvorst,
eiser bij dagvaarding van 4 augustus 2020,
advocaat mr. B.J.F. Hofmans te Malden,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ING worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 augustus 2020 heeft [eiser] zijn vorderingen toegelicht. ING heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en ING tevens een pleitnota. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiser] met mr. Hofmans;
- aan de zijde van ING: [medewerker gedaagde] , [functie] , en mr. Jager.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] een verklaring van zijn boekhouder overgelegd en ING een werkgeversverklaring van 1 oktober 2018 van de werkgever van [eiser] .

2.De feiten

2.1.
Op 15 april 2019 heeft [eiser] via zijn hypotheekadviseur een aanvraag voor een hypothecaire geldlening ingediend bij ING voor het oversluiten van de bestaande hypotheek op zijn woning [adres] in Broekhuizervorst. Ten behoeve van deze aanvraag heeft [eiser] een loonstrook van februari 2019 en een werkgeversverklaring van 13 mei 2019 van [naam werkgever] , de onderneming van zijn vader, aangeleverd.
2.2.
Uit de werkgeversverklaring volgt dat [eiser] een vast dienstverband heeft en een jaarsalaris verdient van € 40.869,79 bruto. Uit de salarisstrook van februari 2019 volgt dat [eiser] een salaris van € 2.290,25 netto per maand verdient, dat wordt gestort op zijn betaalrekening bij ING.
2.3.
ING heeft op 14 mei 2019 aan [eiser] een offerte aangeboden voor een hypothecaire geldlening van € 174.411,00. In deze offerte heeft [eiser] het volgende verklaard: ‘
Ik verklaar dat de door mij of namens mij aangeleverde gegevens juist zijn en dat ik geen informatie heb achtergehouden die relevant is voor de verstrekking van deze hypotheek’. [eiser] heeft deze offerte op 17 mei 2020 ondertekend.
2.4.
In artikel 9.2 sub b van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden ING Hypotheken (hierna: Hypotheekvoorwaarden) staat, voor zover van belang, dat de lening terstond opeisbaar is indien een verklaring of opgave van of namens schuldenaar in strijd is met de waarheid of een voor de bank van belang zijnde omstandigheid is verzwegen.
2.5.
Op grond van artikel 2 van de van toepassing zijnde Algemene Bankvoorwaarden (ABV) rust op partijen een zorgplicht en op grond van artikel 3 een informatieplicht op [eiser] . In artikel 35 ABV is voor partijen de mogelijkheid opgenomen om de bankrelatie op te zeggen.
2.6.
Op 26 juni 2019 is de hypotheekakte gepasseerd. Daarbij is door [eiser] opnieuw de hypotheekofferte, gelijkluidend met die van 17 mei 2019, ondertekend en heeft hij wederom verklaard dat de door hem aangeleverde gegevens juist zijn en dat hij geen informatie heeft achtergehouden die relevant is voor de verstrekking van de hypotheek.
2.7.
Met ingang van 1 augustus 2019 is [eiser] zijn eigen onderneming in de vorm van een eenmanszaak gestart.
2.8.
Bij brieven van 23 augustus en 1 oktober 2019 heeft ING [eiser] aangeschreven over de betalingsachterstand op zijn hypotheek.
2.9.
Bij brief van 8 oktober 2019 heeft ING [eiser] bericht dat zij vanwege de achterstand op zijn hypotheek een onderzoek is gestart naar de hypotheekaanvraag. In deze brief heeft zij [eiser] verzocht om alle bankafschriften over 1 april tot en met 1 oktober 2019 met daarop de bijschrijvingen van zijn salaris, salarisstroken over deze periode en een gewaarmerkt UWV uittreksel arbeids- en loongegevens over 2019 toe te sturen.
2.10.
Bij brief van 31 oktober 2019 heeft ING [eiser] bericht dat hij fraude heeft gepleegd bij het aanvragen van de hypotheek, omdat het nettosalaris op de loonstrook die hij bij de aanvraag heeft aangeleverd niet overeenkomt met het bijgeschreven salaris op zijn betaalrekening bij ING. Verder bericht ING in deze brief dat zij de betaalrekeningen van [eiser] heeft geblokkeerd en zijn persoonsgegevens voor de duur van acht jaar heeft opgenomen in het Incidentenregister (IR), het Extern Verwijzingsregister (EVR) en SFH (Stichting Fraudebestrijding Hypotheken). Tot slot heeft ING [eiser] bericht dat zij voornemens is de bankrelatie met hem te beëindigen.
2.11.
ING heeft op 5 november 2019 bij de Politie Eenheid Limburg schriftelijk aangifte gedaan tegen [eiser] van valsheid in geschrifte en het niet naar waarheid verstrekken van gegevens.
2.12.
Bij brief van 16 december 2019 heeft ING de hypotheek opgezegd, de totale schuld van € 174.065,42 opgeëist en [eiser] gesommeerd dit bedrag uiterlijk op 30 december 2019 te betalen, bij gebreke waarvan tot openbare verkoop van de woning zou worden overgegaan.
2.13.
Op 24 december 2019 heeft de advocaat van [eiser] ING verzocht om de stukken die hebben geleid tot de beslissing in haar brief van 31 oktober 2019. Daarop heeft ING de salarisstrook en de werkgeversverklaring die [eiser] bij de hypotheekaanvraag heeft aangeleverd aan zijn advocaat toegestuurd.
2.14.
Bij brief van 30 december 2019 heeft ING [eiser] bericht dat de door hem aangehouden betaalrekening wordt beëindigd.
2.15.
Bij brief van 8 mei 2020 van zijn advocaat heeft [eiser] ING verzocht hem te bevestigen dat de registraties in het IR, EVR/SFH ongedaan worden gemaakt en tevens te bevestigen dat de opzegging van de hypothecaire geldlening ongedaan wordt gemaakt. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:

Bijgaand doe ik u de loonspecificatie van de maanden februari tot en met juni 2019 toekomen. (*) Uit de salarisspecificaties blijkt dat cliënt in de maanden februari, maart en april 2019 wel degelijk een nettobedrag van € 2.290,25 ontving aan salaris. Uit de loonspecificaties van de maanden mei en juni 2019 volgt dat cliënt zelfs meer salaris ontving. Dat cliënt het salaris niet altijd op zijn ING betaalrekening heeft ontvangen komt onder andere doordat het salaris van cliënt wel eens deels contant uitbetaald wordt of wordt verrekend met andere projecten. Van frauduleus handelen is dus geen sprake.”
2.16.
Bij brief van 3 juni 2020 heeft ING het verzoek van [eiser] afgewezen. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:

De door uw cliënt aangeleverde loonspecificaties vormen voor ING geen enkel bewijs dat deze salarissen op welke manier dan ook daadwerkelijk door uw cliënt zijn ontvangen.
(…)
In een periode van meer dan twee jaar dat uw cliënt in loondienst was bij zijn werkgever, (…), heeft hij in geen enkel geval het bedrag ontvangen dat als nettosalaris wordt aangegeven op de salarisstrook.
De laatste bijschrijving van het salaris van uw cliënt op zijn ING-betaalrekening met nummer (…) vond plaats op 7 maart 2019. Het betrof een bedrag van € 1.500. Naast het feit dat dit bedrag niet overeenkwam met het bedrag van € 2.290,25 op de salarisspecificatie, was dit tevens de laatste salarisbijschrijving op de ING-rekening van uw cliënt. De hypotheek van uw cliënt passeerde op 26 juni 2019 bij de notaris. Op dat moment was hij dus niet meer in loondienst bij zijn werkgever. Dit betekent dat de hypotheek op grond van de genoemde feiten ten onrechte aan uw cliënt is verstrekt.”
2.17.
ING heeft een aantal afschriften van de betaalrekening van [eiser] over de periode maart 2017 tot en met september 2019 in het geding gebracht, waarop is te zien dat hij over die periode zorgtoeslag heeft ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, ING te veroordelen:
I. om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis hem te verwijderen en verwijderd te houden uit het IR, het EVR/SFH, op straffe van een dwangsom,
II. om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de blokkade op zijn betaalrekening op te heffen, op straffe van een dwangsom,
III. om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de opzegging van de hypothecaire geldlening ongedaan te maken en hem te bevestigen dat zij de hypothecaire geldlening niet zal opeisen en de woning niet zal executeren, op straffe van een dwangsom;
IV. in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] heeft het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd. Hij heeft niet gefraudeerd bij de aanvraag van de hypotheek. [eiser] ontvangt het salaris zoals bij de aanvraag opgegeven. Vanwege de financiële situatie bij zijn werkgever heeft [eiser] maandelijks steeds een deel van zijn salaris gestort gekregen op zijn betaalrekening bij ING. Het restant van zijn salaris ontving hij contant dan wel werd verrekend met bouwmaterialen die hij voordelig heeft ingekocht via zijn werkgever. De laatste maanden van zijn dienstverband werd het volledige salaris verrekend met door [eiser] ingekochte bouwmaterialen. Uiteindelijk heeft hij altijd zijn volledige salaris ontvangen, zoals blijkt uit de verklaring van zijn accountant. Dat [eiser] en zijn werkgever de salarisbetalingen op deze manier vorm hebben gegeven, betekent niet dat hij heeft gefraudeerd bij de aanvraag van de hypotheek.
Bovendien bankierde [eiser] ten tijde van de hypotheekaanvraag bij ING, zodat zij aan de hand van de salarisstrook ervan op de hoogte was, of had kunnen zijn, dat niet zijn volledige salaris op zijn betaalrekening werd gestort.
Indien [eiser] zich al verwijtbaar heeft gedragen, is die gedraging niet van dien aard dat deze de opzegging van de hypotheek rechtvaardigt. [eiser] heeft veel geld geïnvesteerd in zijn woning met als doel daar lange tijd in te wonen. Hij zal zijn woning moeten verkopen, omdat hij nergens anders een hypotheek zal kunnen krijgen.
[eiser] heeft niet gefraudeerd bij de hypotheekaanvraag en zich niet schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit, zodat ING hem ten onrechte in het IR, EVR/SFH heeft geregistreerd.
3.3.
ING heeft het volgende verweer gevoerd. [eiser] heeft niet kunnen aantonen dat zijn dienstverband klopt en hij het bij de hypotheekaanvraag opgegeven salaris daadwerkelijk verdient en ontvangt. Hij heeft geen één keer het netto salaris conform zijn salarisstroken ontvangen op zijn betaalrekening en vanaf maart 2019 heeft hij zelfs helemaal geen salaris meer gestort gekregen op zijn betaalrekening. [eiser] heeft geen bewijs geleverd van boekhoudkundig correcte contante betalingen of verrekening van het restant van zijn salaris met bouwmaterialen, zodat het niet geloofwaardig is dat het overige deel van zijn salaris op die manier is betaald. De door hem overgelegde accountantsverklaring met daarbij een jaaropgave over 2019 levert dit bewijs ook niet, nu de accountant uitgaat van door [eiser] aangeleverde salarisstroken. Dat het salaris van [eiser] niet klopt, volgt tevens uit het feit dat hij over 2018 en 2019 zorgtoeslag heeft ontvangen terwijl hij met het salaris dat hij stelde te verdienen daarvoor niet in aanmerking kwam.
De laatste salarisbetaling van [eiser] op zijn betaalrekening dateert van maart 2019, zodat ING ervan uitgaat dat zijn dienstverband al sinds maart 2019 is geëindigd. Hij heeft daarmee ING opzettelijk onjuist geïnformeerd, omdat hij in de hypotheekoffertes van mei en juni 2019 heeft verklaard een vast dienstverband te hebben. Voor zover [eiser] wel sinds maart 2019 in bouwmaterialen is uitbetaald had hij hiervan melding moeten maken bij de hypotheekaanvraag. Dit is voor ING een heel relevant feit, omdat hij van bouwmaterialen geen hypotheek kan betalen. Tevens was dit relevant omdat [eiser] een korting van 0,25% op zijn hypotheekrente heeft ontvangen omdat zijn salaris op zijn ING-rekening zou worden gestort. Hij heeft dus ten onrechte deze korting opgestreken.
Voor zover het dienstverband van [eiser] inderdaad pas op 30 juni 2019 is geëindigd, had hij dit aan ING moeten melden voorafgaand aan het passeren van de hypotheekakte en het tekenen van de hypotheekofferte op 26 juni 2019.
[eiser] heeft gedurende de looptijd van de hypotheek slechts één betaling verricht en heeft per 1 augustus 2020 een achterstand van € 4.875,05. Deze achterstand vormt ook een grondslag voor het opzeggen van de hypotheek.
Voor een EVR/SFH registratie dient sprake te zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafvordering kunnen dragen. [eiser] heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte bij de hypotheekaanvraag, zodat de EVR/SFH registraties terecht zijn en daarmee dus ook de IR registratie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Opzeggen hypotheek en blokkade betaalrekening
4.1.
De rechtsgeldigheid van de beëindiging door een bank van de relatie met haar klant moet worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst tussen de bank en de klant en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) (Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). Op grond van artikel 9 Hypotheekvoorwaarden en artikel 35 ABV heeft ING een opzeggingsbevoegdheid. De overeenkomst voorziet echter ook in een zorgplicht en een door de bank te maken belangenafweging (zie artikel 2 ABV). De toets van artikel 6:248 lid 2 BW ziet op de vraag of het gebruik door de bank van haar opzeggingsbevoegdheid, gegeven de verdere inhoud van de overeenkomst en alle relevante omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
4.2.
Op grond van de hypotheekoffertes van mei en juni 2019 en artikel 9 van de Hypotheekvoorwaarden diende [eiser] juiste gegevens aan te leveren en geen informatie achter te houden die relevant was voor de verstrekking van de hypotheek.
4.3.
Bij het verstrekken van een hypotheek is een dienstbetrekking en de betaling van het salaris van groot belang voor de kredietverstrekker. [eiser] had ING daarom moeten informeren dat hij zijn nettoloon niet volledig op zijn betaalrekening kreeg uitbetaald. Dit vormde belangrijke informatie, die ING naar alle waarschijnlijkheid had laten meewegen bij de vraag of aan [eiser] een hypotheek zou worden verstrekt. ING moet er immers op kunnen vertrouwen dat [eiser] zijn salaris aanwendt om de hypotheek te betalen. Zoals ING terecht heeft gesteld kan van bouwmaterialen de hypotheek niet worden betaald, zoals ook is gebleken nu [eiser] slecht eenmaal een betaling heeft verricht. Aangenomen dat [eiser] tot en met juni 2020 in dienst was van [naam werkgever] , wordt ervan uitgegaan dat hij ten tijde van het tekenen van de hypotheekofferte op 26 juni 2020 zijn baan reeds had opgezegd en wist dat hij voor zichzelf zou beginnen. [eiser] had ING daarover moeten informeren. Dit was uiteraard zeer relevante informatie voor ING, omdat zij de hypotheek verstrekt op grond van een vast dienstverband en de daarmee gepaard gaande zekerheid dat de hypotheek maandelijks kan worden betaald. Voorshands is de conclusie dat [eiser] zijn informatieplicht bij het aangaan van de hypotheek heeft geschonden.
4.4.
[eiser] heeft salarisstroken van september 2018 tot en met juni 2019 in het geding gebracht en ING bankafschriften van de betaalrekening van [eiser] over die periode. Wat opvalt is dat de betalingen zeer onregelmatig plaatsvinden en [eiser] in die periode geen één keer het volledige netto salaris op zijn rekening gestort heeft gekregen en vanaf maart 2019 zelfs helemaal geen salaris meer. [eiser] heeft gesteld dat het overige deel van zijn salaris contant is uitbetaald of verrekend met bouwmaterialen die hij via zijn werkgever inkocht en dat hij vanaf maart 2019 volledig in bouwmaterialen is betaald. Hij heeft hiervan echter geen enkel bewijs geleverd. Tegenover de concrete aanwijzingen die ING heeft geleverd dat [eiser] niet het netto salaris heeft ontvangen dat hij bij de hypotheekaanvraag heeft opgegeven, mocht van hem worden verwacht dat hij van zijn kant informatie had verstrekt ter onderbouwing van de juistheid van zijn standpunt. Bovendien strookt het door [eiser] opgegeven salaris niet met het feit dat hij zorgtoeslag heeft ontvangen. Bij de gestelde hoogte van zijn salaris kwam hij daarvoor niet in aanmerking. ING heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] niet het nettosalaris heeft verdiend dat hij heeft opgegeven bij de hypotheekaanvraag.
4.5.
De door ING genoemde opzeggingsgronden voor het beëindigen van de hypotheek zijn, gelet op bovenstaande overwegingen, voorshands voldoende aannemelijk gebleken. Of de achterstand in de hypotheekbetaling ook een grond is voor opzegging behoeft daarmee geen bespreking.
4.6.
Van ING kan, gezien de aan [eiser] toe te rekenen vertrouwensbreuk, niet worden verwacht dat zij de relatie laat voortduren. Derhalve heeft ING, zowel bij het opzeggen van de hypotheek als bij het beëindigen van de betaalrekening, niet gehandeld in strijd met haar zorgplicht. Evenmin is gebleken dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Registraties IR en EVR/SFH
4.7.
ING heeft de persoonsgegevens van [eiser] in het IR, EVR/SFH geregistreerd op grond van de criteria van het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (hierna: het Protocol). Met het Protocol geven de aangesloten financiële instellingen uitvoering aan hun wettelijke verplichtingen om maatregelen te treffen ter bescherming van de integriteit van de financiële sector.
4.8.
Voor vastlegging van gegevens in het IR is op grond van artikel 3.1.1 Protocol vereist dat sprake is van een ‘(mogelijk) incident’, in artikel 2 Protocol omschreven als:
‘een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding'.
Op grond van artikel 3.1.1. Protocol is vereist dat de registratie geschiedt ten behoeve van het in artikel 4.1.1 Protocol genoemde doel, kort gezegd: het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector.
4.9.
Op grond van artikel 5.2.1. van het Protocol is opname in het EVR/SFH, kort gezegd, slechts geoorloofd indien:
a) de gedraging(en) van de te vermelden persoon een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of de financiële instelling zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector;
b) in voldoende mate vaststaat dat de desbetreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Dit betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte wordt gedaan;
c) het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen in die zin dat wordt vastgesteld dat het belang van opname prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen van opname in het Extern Verwijzingsregister voor de desbetreffende persoon.
4.10.
Voor verwerking van persoonsgegevens in het IR en EVR/SFH dient sprake te zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van art. 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen dragen. Als maatstaf geldt daarvoor dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan (zie HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, r.o. 4.4. en hof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8710, r.o. 5.4).
4.11.
Beoordeeld wordt of de gedraging van [eiser] is aan te merken als valsheid in geschrift op de voet van artikel 225 Wetboek van Strafrecht (Sr). In lid 1 van dit artikel wordt, kort gezegd, het valselijk opmaken en vervalsen van een geschrift met bewijsbestemming strafbaar gesteld en in lid 2 het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst. De werkgeversverklaring en de loonstrook zijn aan te merken als een geschrift in de zin van deze bepaling.
4.12.
Voorshands is niet aannemelijk geworden dat [eiser] de bij de hypotheekaanvraag aangeleverde werkgeversverklaring en loonstrook zelf heeft opgesteld, zodat geen sprake is van een strafbare gedraging op grond van artikel 225 lid 1Sr.
4.13.
Zoals reeds overwogen heeft ING voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] niet het nettosalaris verdient dat hij heeft opgegeven bij de hypotheekaanvraag. De door hem aangeleverde werkgeversverklaring en loonstrook moeten dus als vals worden aangemerkt. Deze stukken zij door hem als echt en onvervalst bij ING ingediend om haar ertoe te bewegen een hypotheek te verstrekken. Naar [eiser] wist of behoorde te begrijpen is het aanleveren van juiste en volledige informatie over het inkomen voor ING belangrijke, en over het algemeen zelfs doorslaggevende informatie bij haar beslissing om een hypotheek te verstrekken. Voorshands is dus voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] valsheid in geschrift in de zin van artikel 225 lid 2 Sr heeft gepleegd, zodat de registratie van zijn persoonsgegevens in het IR, EVR/SFH als proportioneel wordt beschouwd. Het feit dat [eiser] , zoals ter zitting door zijn advocaat naar voren is gebracht, “een simpele hardwerkende man” is kan in kort geding niet tot een ander oordeel leiden, nu daarvoor verder niets is aangevoerd.
Proceskosten
4.14.
Als de in het ongelijk gesteld partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op
€ 656,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat.
4.15.
De nakosten zullen op de navolgende wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na betekening tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter civiel, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MvG