ECLI:NL:RBAMS:2020:5157

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1554
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de Nederlandse nationaliteit door de IND en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de IND. De IND had de Nederlandse nationaliteit van eiser ingetrokken op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap, omdat eiser tijdens zijn verblijfs- en naturalisatieprocedure niet naar waarheid had verklaard. Eiser, afkomstig uit Ghana, had in 2012 de Nederlandse nationaliteit verkregen, maar de IND ontdekte dat hij relevante feiten had verzwegen, waaronder de geboorte van een kind bij een andere vrouw. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 21 oktober 2020 geoordeeld dat de IND niet aannemelijk had gemaakt dat eiser feiten had verzwegen die van belang waren voor zijn naturalisatie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het besluit van de IND en herstelde de juridische status van eisers nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de IND de kosten van de procedure en het griffierecht aan eiser moest vergoeden. Dit oordeel is van belang voor de rechtsbescherming van individuen tegen besluiten van de IND en de voorwaarden waaronder de nationaliteit kan worden ingetrokken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1554

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. H.A. de Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (hierna: de IND)

(gemachtigde: H. el Hajoui)

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiser] (eiser)
in het gelijk. De IND mocht de Nederlandse nationaliteit van eiser niet intrekken. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eiser is in 2006 vanuit Ghana naar Nederland gekomen. Hij kreeg een verblijfsvergunning om in Nederland te verblijven bij zijn toenmalige partner [naam 1] ( [naam 1] ). In 2012 kreeg eiser de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
In het primaire besluit van 12 februari 2019, gehandhaafd met het besluit op bezwaar van 12 februari 2020, trok de IND eisers Nederlandse nationaliteit in op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) [1] , omdat eiser tijdens zowel tijdens zijn verblijfs- als naturalisatieprocedure niet naar waarheid heeft verklaard. Eiser is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank. De rechtbank hield een Skypezitting in deze zaak op 28 september 2020. Eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de IND waren aanwezig bij de Skypezitting.
2.3.
Nadat eiser beroep instelde bij de rechtbank, kreeg hij een verblijfsvergunning humanitair op grond waarvan hij nu in Nederland verblijft. Omdat de IND eisers Nederlandse nationaliteit introk en hij geen Ghanese nationaliteit meer heeft, is eiser nu staatloos. Toen eiser namelijk het Nederlanderschap kreeg, moest hij zijn Ghanese nationaliteit opgeven.

Waarom trok de IND eisers Nederlandse nationaliteit in?

3.1.
In het kader van een verblijfsprocedure in 2018 voor eisers nieuwe partner
[naam 2] , ontdekte de IND dat eiser tijdens de procedure om de Nederlandse nationaliteit te krijgen, niet naar waarheid heeft verklaard, aldus de IND. Eiser verzweeg relevante feiten, waarvan hij had moeten weten dat die van groot belang waren voor zijn verzoek om Nederlander te worden. Volgens de geldende regels is dit een reden waarom de IND de Nederlandse nationaliteit van iemand kan intrekken. [2]
3.2.
In de periode van 2006 tot en met 2009 had eiser een verblijfsvergunning in Nederland bij partner [naam 1] . Uit onderzoek van de IND is echter gebleken dat eiser samen met een andere vrouw, [naam 3] , twee kinderen heeft: [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] september 2008 en [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] maart 1999. Omdat eiser tijdens de periode dat hij een verblijfsvergunning had bij [naam 1] een kind kreeg bij een andere vrouw, had eiser volgens de IND geen duurzame en exclusieve relatie meer met [naam 1] . Temeer omdat eiser twee kinderen bij [naam 3] heeft. Eiser voldeed daarom niet langer aan de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning voor verblijf bij partner [naam 1] en had geen recht meer op deze verblijfsvergunning. Als dit bekend was geweest bij de IND, had eiser nooit voortgezet verblijf gekregen en ook niet de Nederlandse nationaliteit. Eiser had moeten weten dat de geboorte van zijn kind bij een andere vrouw, gevolgen had voor zijn verblijfsrechten in Nederland. Omdat hij dit heeft verzwegen, trekt de IND eisers Nederlandse nationaliteit in.
3.3.
De IND vindt het niet geloofwaardig dat eiser pas in 2013
(na de naturalisatieprocedure)op de hoogte is gekomen van de geboorte van [kind 1] en dat hij dit dus niet eerder had kunnen melden. Het is niet geloofwaardig dat [naam 3] de geboorte van het tweede kind niet aan eiser gemeld zou hebben, omdat zij maar 1,5 kilometer van elkaar vandaan wonen. Verder blijkt uit het verhoor bij de IND op 26 november 2018 dat
[naam 3] in september 2010 nog contact heeft gehad met eiser, omdat zij [kind 2] naar Nederland wilde brengen. Ten slotte maakt het feit dat eiser wisselend verklaarde over zijn eerste dochter [kind 2] , dat eiser niet geloofwaardig is in zijn verklaringen.

Waarom mocht de IND eisers Nederlandse nationaliteit niet intrekken?

De bewijslast ligt bij de IND
4.1.
Het besluit waarbij de IND de Nederlandse nationaliteit van eiser introk, is een belastend besluit. Eiser heeft zeven jaar de Nederlandse nationaliteit gehad en het besluit van de IND heeft grote gevolgen voor hem. Het is volgens vaste rechtspraak van de hoger beroepsrechter aan de IND om dan aannemelijk te maken dat er is voldaan aan de voorwaarden voor intrekking van de nationaliteit. De IND moest aannemelijk maken dat eiser feiten heeft verzwegen, waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat ze van belang konden zijn voor de beoordeling van zijn verzoek om naturalisatie.
Het beoordelingskader
4.2.1.
Om tot een oordeel te komen, kijkt de rechtbank naar de regels en naar wat de hoger beroepsrechter oordeelt in soortgelijke zaken. De hoger beroepsrechter oordeelt dat de geboorte van een kind bij een andere vrouw een feit is, waarvan iemand weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het van belang kan zijn voor de beoordeling van het verzoek om naturalisatie. In de uitspraken van de hoger beroepsrechter - die in de voetnoot vermeld staan en waar de IND naar verwijst -, riep de geboorte van een kind bij een ander dan de partner twijfel op over de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie, waarvoor een verblijfsvergunning was verleend. [3]
4.2.2.
De rechtbank begrijpt de lijn van de hoger beroepsrechter zo dat de geboorte van een kind bij een andere vrouw - dan de vrouw bij wie iemand een verblijfsvergunning heeft -, in principe een feit is dat iemand moet melden bij de IND in het kader van zijn verblijfsrechten in Nederland. Als er een kind wordt geboren bij een andere vrouw, kan dit immers twijfels oproepen over de duurzaamheid en exclusiviteit van een relatie en daarmee kan het recht op een verblijfsvergunning veranderen. Naar het oordeel van de rechtbank moet er in zo’n geval wel altijd worden gekeken naar alle omstandigheden van geval die meespelen. Het is immers ook mogelijk dat er een kind wordt geboren bij een andere partner, terwijl er wel sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met de eigen partner. Zo kan iemand een keer vreemdgaan, terwijl er nog steeds sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Het begrip ‘duurzame en exclusieve relatie is daarnaast in de tijd aan verandering onderhevig. Tegenwoordig zijn er bijvoorbeeld ook mensen die in samenspraak een open relatie hebben. Er kan dan niet gezegd worden dat een open relatie niet gelijk kan worden gesteld aan een ‘duurzame en exclusieve’ relatie of een huwelijk. In het beleid van de IND wordt een ‘duurzame en exclusieve’ relatie enkel tegenover een schijnrelatie gezet. Er wordt geen rekening gehouden met een eventuele andere invulling aan het begrip van een ‘duurzame en exclusieve’ relatie.
Eisers verklaringen en onderbouwing
4.3.1.
Eiser heeft uitgelegd dat hij vanaf 2002 tot 2010 een duurzame en exclusieve relatie met [naam 1] . Hij heeft dit onderbouwd met foto’s, waarop hij in verschillende jaren te zien is met [naam 1] en waarop zij dichtbij elkaar staan als een stel. Verder heeft hij verklaringen overgelegd van zowel [naam 1] als een gezamenlijke vriend. Zij verklaren dat eiser en [naam 1] een relatie hadden in de genoemde periode. Ten slotte heeft hij een verklaring overgelegd van [naam 3] , waarin staat dat zij en eiser nooit een relatie hebben gehad.
4.3.2.
Verder legde eiser uit dat hij pas in 2013 op de hoogte kwam van de geboorte van [kind 1] . Hij had dit dus helemaal niet kunnen melden bij de IND toen hij de Nederlandse nationaliteit in 2012 kreeg. Eiser was [naam 3] tegengekomen op een oud- en nieuw feest, waar veel Ghanezen uit Amsterdam kwamen en uit die ontmoeting kan een kind zijn geboren. Eiser verklaarde tijdens de hoorzitting bij de IND en ook tijdens de zitting bij de rechtbank dat hij in 2013 hoorde van de geboorte van [kind 1] via een vriend in Ghana. Hij had op dat moment geen contact met [naam 3] en zij had hem nooit verteld van het kind.
Eiser heeft [kind 1] erkend als zijn kind, omdat het heel goed mogelijk is dat [kind 1] zijn kind is. Verder wilde eiser zijn verantwoordelijkheid nemen, vanwege de overtuigingen in zijn cultuur en vanwege zijn moeder. Eiser weet echter niet zeker of [kind 1] zijn kind is. Er is nooit DNA onderzoek gedaan. [naam 3] bevestigd in haar verklaring dat [kind 1] is geboren uit een eenmalig incident en dat eiser tot 2013 niet op de hoogte was van het kind.
Beoordeling van de redenering van de IND
4.4.1.
Tegenover eisers onderbouwing dat hij en [naam 1] een duurzame en exclusieve relatie hadden en dat hij pas in 2013 op de hoogte kwam van de geboorte van [kind 1] , heeft de IND drie dingen naar voren gebracht. Allereerst vindt de IND het niet geloofwaardig dat eiser pas in 2013 op de hoogte kwam van de geboorte van [kind 1] . Eiser en [naam 3] hadden namelijk nog een kind, [kind 2] . Zij woonden vlakbij elkaar in Amsterdam en eiser heeft verklaard dat zij in 2010 contact hebben gehad over de terugkomst van [kind 2] naar Nederland. De rechtbank volgt de IND niet. Eiser verklaarde dat hij in de bedoelde periode geen contact had met [naam 3] . Het is heel goed mogelijk dat zij hem niet heeft verteld van [kind 1] en dat hij dit pas in 2013 hoorde van een vriend. Dat zij dichtbij elkaar wonen, maakt niet dat zij contact hadden en hij op de hoogte was van [kind 1] . Verder legde eiser in het gehoor bij de IND uit dat hij in 2010 een verklaring moest tekenen over de terugkomst van [kind 2] , maar dat eigenlijk niet wilde. Hij verklaarde niet dat hij toen nader contact had met [naam 3] .
4.4.2
Verder vindt de IND het niet aannemelijk dat eiser en [naam 1] een duurzame en exclusieve relatie hadden van 2002 tot en met 2010, omdat [naam 3] eerder (namelijk in 1999) nog een kind, [kind 2] , van eiser zou hebben gekregen. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen. Dat eiser lang geleden ook omgang zou hebben gehad met [naam 3] , waaruit een kind is geboren, maakt niet dat hij later geen duurzame en exclusieve relatie kan hebben met een andere vrouw en dan nog een keer seksueel contact heeft met [naam 3] , als hij haar weer tegen komt. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij niet weet of [kind 2] zijn kind is. Hij heeft haar erkend, omdat het zijn kind zou kunnen zijn en vanwege zijn moeder (die voor haar heeft gezorgd in Ghana). De rechtbank ziet dus niet in waarom het niet zo gegaan zou zijn, als eiser heeft verklaard.
4.4.3.
De IND voert verder aan dat eisers verklaringen over [kind 1] niet geloofwaardig zijn, omdat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard over [kind 2] . Tijdens een gehoor bij de IND op 26 november 2018 ontkende eiser in eerste instantie dat [kind 2] zijn dochter is. Op het moment dat de IND een schriftelijke verklaring aan eiser liet zien, waarin hij erkent dat hij de biologische vader van [kind 2] is, erkende hij wel dat [kind 2] zijn kind zou kunnen zijn. Verder verklaarde eiser volgens de IND dat hij in 2005 op de hoogte raakte van de geboorte van [kind 2] , terwijl uit haar geboorteakte blijkt dat dit in 2004 was. De rechtbank kan ook deze redenering van de IND niet volgen. Allereerst is eisers verklaring te begrijpen. Hij zei in eerste instantie dat [kind 2] niet zijn dochter was en legde later uit dat hij niet weet of zij zijn dochter is. Hij heeft uitgelegd waarom hij haar heeft erkend. Hij heeft ook uitgelegd dat hij nu geen contact met haar heeft en niet betrokken is als vader, waardoor het begrijpelijk is dat hij in eerste instantie verklaarde dat zij niet zijn dochter is. Daarnaast verklaarde eiser dat hij in 2004 hoorde van de geboorte van [kind 2] en niet in 2005, zoals de IND stelt. Verder is het niet onbegrijpelijk als iemand het precieze jaar niet meteen paraat heeft. Ten slotte merkt de rechtbank op dat ook als eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard over [kind 2] , dit niet onmiddellijk maakt dat zijn verklaringen over [kind 1] ongeloofwaardig zouden zijn. Over [kind 1] heeft hij namelijk steeds consistent en helder verklaard.
Eiser verzweeg geen relevante feiten bij zijn naturalisatieverzoek
4.5.1.
Anders dan in de hiervoor genoemde zaken van de hoger beroepsrechter, kan de geboorte van [kind 1] bij [naam 3] niet worden aangemerkt als een feit dat eiser had moeten melden bij zijn naturalisatieprocedure. De rechtbank volgt eiser in zijn verklaring dat hij in 2013 pas op de hoogte kwam van de geboorte van [kind 1] . Eiser heeft hierover consistent verklaard en de rechtbank kan de redenering van de IND in dit kader niet volgen
(zoals uitgelegd in rechtsoverwegingen 4.4). Anders dan de IND stelt, had eiser bij zijn naturalisatie dus niet kunnen melden dat hij een dochter had bij [naam 3] .
4.5.2.
Verder heeft eiser met stukken onderbouwd dat hij in de betreffende periode een duurzame en exclusieve relatie heeft gehad met [naam 1] . Dat eiser een keer seksueel contact heeft gehad met [naam 3] (waar hij vroeger ook contact mee heeft gehad en uit welk contact waarschijnlijk/misschien twee kinderen zijn geboren), maakt gelet op alle omstandigheden in samenhang bezien niet dat er getwijfeld moet worden aan de duurzame en exclusieve relatie destijds tussen eiser en [naam 1] . De rechtbank volgt de IND verder niet in het standpunt dat niet kan worden uitgegaan van de foto’s en de verklaringen, omdat deze niet uit objectieve bron afkomstig zijn. Eiser heeft drie verklaringen overgelegd, waarmee zijn verhaal ondersteund wordt en de IND kon niet uitleggen op welke manier eiser zijn verhaal anders had kunnen onderbouwen. Bovendien gaat het om een belastend besluit, waarbij het aan de IND is om aannemelijk te maken dat eiser relevante feiten heeft verzwegen.
4.5.3.
Concluderend heeft de IND niet aannemelijk gemaakt dat eiser feiten heeft verzwegen, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat ze van belang konden zijn voor de beoordeling van zijn verzoek om naturalisatie. De IND heeft de nationaliteit van eiser ten onrechte ingetrokken. Het beroep is gegrond. Omdat het beroep op dit onderdeel al gegrond is, bespreekt de rechtbank de overige beroepsgronden van eiser over strijd met het internationale recht niet.

Wat zijn de gevolgen van het oordeel van de rechtbank?

5.1.
De rechtbank voorziet zelf in de zaak, omdat er gelet op het oordeel van de rechtbank nog maar één uitkomst mogelijk is in deze zaak. De IND maakte immers niet aannemelijk dat aan de voorwaarde voor intrekking van de nationaliteit is voldaan, namelijk dat eiser feiten heeft verzwegen. Verder is niet is gebleken van andere redenen waarom eisers nationaliteit zou kunnen worden ingetrokken.
5.2.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank maakt daarmee de intrekking van de nationaliteit van eiser ongedaan. Deze uitspraak komt in de plaats van de besluitvorming van de IND. Dit betekent dat eiser zijn Nederlandse nationaliteit vanuit de juridische werkelijkheid nooit is verloren en deze nog steeds heeft.

Krijgt eiser de kosten van deze procedure vergoed?

6.1.
Omdat de rechtbank eiser in het gelijk stelt, bepaalt zij dat de IND aan eiser het door hem betaalde griffierecht voor deze procedure van € 178,- vergoedt.
6.2.
Eiser schakelde voor deze procedure een advocaat in. De rechtbank veroordeelt de IND in de proceskosten die eiser daarvoor maakte. [4] Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2362,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1,5 punt voor het verschijnen op de hoorzittingen, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt de IND op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de IND in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2362,50.
Dit is de uitspraak van mr. H.J. Doets, rechter, tot stand gekomen in samenwerking met
mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist.
Rechter
Gerechtsjurist
(griffier op zitting)

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 2500 EA Den Haag. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen (www.raadvanstate.nl).
Als hoger beroep is ingesteld, kunnen partijen bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening. [5] Aan het instellen van hoger beroep en het indienen van een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden.

BIJLAGE I

Verblijfstitels van eiser in Nederland

[datum 1] november 2006 tot en met [datum 2] december 2009
Verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd verblijf bij partner M. Akomee
[datum 3] december 2009 tot en met [datum 4] april 2012
Verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd voortgezet verblijf
[datum 5] april 2012 tot en met [datum 8] februari 2019
Nederlandse nationaliteit
[datum 9] april 2019 tot en met heden
Verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk

Procesverloop in deze rechtszaak

Primaire besluit intrekking Nederlanderschap: [datum 10] februari 2019
Besluit op bezwaar intrekking Nederlanderschap: [datum 11] februari 2020
Beroep bij de rechtbank: [datum 12] maart 2020
Skypezitting bij de rechtbank: [datum 13] september 2020

BIJLAGE II

Wettelijk kader(zoals dat gold op het moment dat de IND het besluit op bezwaar nam)

Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)

Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van de RWN, wordt aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.
Artikel 8
1b. Voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 komt slechts in aanmerking de verzoeker tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland geen bedenkingen bestaan.
Artikel 14
1. Onze Minister kan de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap intrekken, indien zij berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit.

De Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003

Volgens de Handleiding kan de minister besluiten tot intrekking van het Nederlanderschap indien de naturalisandus in het kader van de naturalisatieprocedure een valse verklaring heeft afgelegd, bedrog heeft gepleegd of relevante feiten heeft verzwegen. Bij "het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit"
moet worden gedacht aan het verzwijgen van feiten, waarvan de betrokkene weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het verzoek om naturalisatie.De intrekking van het Nederlanderschap is geen sanctie op de frauduleuze handelingen, maar heeft tot doel dat de gevolgen van het frauduleus handelen worden gecorrigeerd.

Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 3.14
1. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt op grond van een relatie verleend, indien de vreemdeling een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt met de in Nederland gevestigde hoofdpersoon. Van een duurzaam en exclusieve relatie is sprake indien de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen.

Vreemdelingencirculaire B7 Gezinsmigratie

3.1.1. Duurzame en exclusieve relatie
De IND neemt aan dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b, Vb als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. Als de IND onvoldoende informatie heeft om te beoordelen of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, dan kan de IND de aanvraag afwijzen.
De IND wijst de aanvraag in ieder geval af als aannemelijk is dat sprake is van een schijnrelatie. Een schijnrelatie is een relatie die is aangegaan met als enig oogmerk een vreemdeling die nog niet (of niet meer) over verblijfsrecht in Nederland beschikt alsnog verblijfsrecht te verschaffen.
3.1.4. Polygamie
De IND wijst de aanvraag van de buitenlandse echtgenoot alsmede eventuele gezinsleden af als de in Nederland verblijvende referent met een andere man of vrouw duurzaam samenleeft.

Voetnoten

1.De belangrijkste data van het procesverloop en de verblijfstitels van eiser staan in bijlage I bij deze uitspraak.
2.De relevante regels zijn opgenomen in bijlage II bij deze uitspraak.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2146), van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2719) en van 27
4.De hoogte van deze kosten volgen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5.Dit betekent dat de hoger beroepsrechter een voorlopige uitspraak kan doen, als partijen de uitkomst van de procedure in hoger beroep niet kunt afwachten vanwege een spoedeisend belang.