Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] is gehuwd met [naam] (verder: [naam] ). [eiser] woont in Nederland; [naam] woont in Marokko. [eiser] ontving van de Svb een AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde en een AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet. Met een besluit van 23 januari 2018 heeft de Svb de AIO-aanvulling per 1 augustus 2018 verlaagd.
2. Naar aanleiding van deze verlaging heeft [eiser] in een brief van 22 juni 2018 onder meer het volgende geschreven:
“De heer [eiser] is van mening dat hij vanaf augustus 2018 onveranderd in aanmerking dient te worden gebracht voor een AIO-aanvulling ad 70% van het WML. Op grond van artikel 47c lid 1 PW dient de SVB de algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. De heer [eiser] leeft als alleenstaande in Nederland en zijn echtgenote, die in Marokko woont, kan niet in de kosten bijdragen. De 50% norm ligt onder het bestaansminimum en is in strijd met het internationale recht.” De Svb heeft het bezwaar van [eiser] tegen de verlaging van de AIO-aanvulling ongegrond verklaard. [eiser] is hiertegen in beroep gegaan bij deze rechtbank.
3. Vervolgens is namens [eiser] in een brief van 28 januari 2019 onder meer het volgende geschreven:
“Uit betreffende stukken blijkt dat de heer [eiser] al zeer lange tijd niet (bij zijn echtgenote) in Marokko is geweest. De heer [eiser] is in 2005 door de familie van zijn echtgenote mishandeld en heeft nadien geen enkel contact meer met zijn echtgenote en kinderen in Marokko. Hieruit volgt dat de heer [eiser] als alleenstaande leeft. De echtgenoten leven ieder afzonderlijk hun eigen leven als ware zij niet met de ander gehuwd. Dit is door de wil van één of beide echtgenoten geschied en de toestand is door een of beide echtgenoten als bestendig bedoeld.”
4. In een uitspraak van 7 maart 2019 heeft deze rechtbank het beroep van [eiser] tegen de verlaging van de AIO-aanvulling ongegrond verklaard.[eiser] heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad). Deze procedure loopt nog.
5. In het primaire besluit heeft de Svb het AOW-pensioen van [eiser] met ingang van 1 januari 2019 gewijzigd (verhoogd) van een gehuwdenpensioen naar een pensioen voor een alleenstaande. De Svb heeft daarbij overwogen dat [eiser] en [naam] vanaf 28 januari 2019 duurzaam gescheiden leven.
6. Aan het bestreden besluit heeft de Svb ten grondslag gelegd dat [eiser] voor het eerst in de brief van 28 januari 2019 de wil heeft uitgesproken om duurzaam gescheiden te leven van [naam] . In de brief van 22 juni 2018 is volgens de Svb geen melding gemaakt van de omstandigheid dat [eiser] duurzaam gescheiden leeft.
7. [eiser] is het niet eens met de ingangsdatum van zijn gewijzigde AOW-pensioen. Hij voert in beroep aan dat hij al met ingang van 1 augustus 2018 het pensioenbedrag voor een alleenstaande dient te ontvangen, omdat [naam] en hij in ieder geval vanaf toen al duurzaam gescheiden leefden. Hij wijst erop dat hij hiervan al melding heeft gemaakt in de brief van 22 juni 2018. Nu de rechtbank hiervan uitgaat in de uitspraak van 7 maart 2019, staat het volgens [eiser] in rechte vast dat de brief van 22 juni 2018 als een verzoek om duurzaam gescheiden leven dient te worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
8. Niet in geschil is dat [eiser] en [naam] vanaf 28 januari 2019 duurzaam gescheiden van elkaar leven. De rechtbank moet beoordelen of de Svb terecht per 1 januari 2019 het AOW-pensioen van [eiser] heeft gewijzigd van een gehuwdenpensioen naar een pensioen voor een alleenstaande, of dat de Svb het pensioen had moeten wijzigen per 1 augustus 2018.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Raadis van duurzaam gescheiden levende echtgenoten eerst sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Verder is noch de wil van (een van) de echtgenoten noch de feitelijke toestand op zichzelf doorslaggevend. De echtelijke samenleving wordt pas verbroken geacht als de wil daartoe zich naar buiten toe uitdrukkelijk manifesteert of als zich een bestendige toestand van een verbroken samenleving voordoet. In het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van het huwelijk de betrokkenen de intentie hebben - al dan niet op termijn - een echtelijke samenleving aan te gaan, maar valt niet uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven moet worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt.
10. Uit de rechtspraak volgt verder dat het aan [eiser] is om aannemelijk te maken dat sprake is van de uitzonderingssituatie dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote en om die reden als ongehuwd moet worden aangemerkt.
11. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 22 juni 2018 heeft [eiser] in zijn bezwaarschrift tegen de verlaging van diens AIO-aanvulling vermeld dat hij leeft als alleenstaande in Nederland en dat zijn in Marokko woonachtige echtgenote [naam] niet kan bijdragen in de kosten. Vervolgens heeft [eiser] in de beroepsprocedure inzake de AIO-aanvulling op 28 januari 2019 een nader stuk ingediend bij deze rechtbank. In dit stuk wordt melding gemaakt van het feit dat [eiser] en [naam] ieder afzonderlijk hun eigen leven leiden, als waren zij niet met de ander gehuwd. Ook staat in dit stuk vermeld dat dit door de wil van één of beide echtgenoten is geschied en dat de toestand door één of beide echtgenoten als bestendig is bedoeld. Vervolgens is de beroepszaak op 8 februari 2019 op een zitting behandeld en heeft deze rechtbank op 7 maart 2019 de eerder genoemde uitspraak gedaan en onder andere beslist dat [eiser] zijn stelling dat hij duurzaam gescheiden van zijn echtgenote leeft onvoldoende heeft onderbouwd. De Svb heeft met het besluit van 26 april 2019 – het primaire besluit – overwogen dat [eiser] en zijn partner vanaf 28 januari 2019 duurzaam gescheiden leven.
12. Dat de Svb uiteindelijk per 1 januari 2019 alsnog is uitgegaan van een situatie van duurzaam gescheiden leven – wat hier ook van zij – betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze situatie ook al per 1 augustus 2018 moet ingaan. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de brief van 22 juni 2018 namelijk niet reeds op te maken dat sprake is van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, zodat dit ook nog niet uitdrukkelijk naar buiten toe kenbaar is gemaakt. Het standpunt van [eiser] dat het in rechte vaststaat dat de brief van 22 juni 2018 als een verzoek om duurzaam gescheiden te leven is aan te merken omdat de rechtbank hiervan is uitgegaan in haar uitspraak van 7 maart 2019, kan de rechtbank niet volgen. De zitting in die zaak vond immers pas plaats na de brief van 28 januari 2019. Mocht de ‘wil’ bij de beoordeling in die zaak zijn betrokken dan blijkt daar naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat die wil al is geuit op 22 juni 2018. De omstandigheid dat [naam] in Marokko woont, maakt dit oordeel niet anders. Zoals de Raad eerder heeft overwogen kan de echtelijke samenleving namelijk ook bestaan zonder dat van samenwonen sprake is.De beroepsgronden slagen niet.
13. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij al per 1 augustus 2018 duurzaam gescheiden leefde van [naam] . De Svb heeft dan ook terecht pas per 1 januari 2019 het AOW-pensioen van [eiser] gewijzigd van een gehuwdenpensioen naar een pensioen voor een alleenstaande.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.