ECLI:NL:RBAMS:2020:887

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
AMS 18/6176
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering aanvroeg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had eerder aanvragen gedaan voor een Wajong-uitkering, maar deze waren afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of de vierde aanvraag van eiseres terecht als nieuw was aangemerkt en of de inhoudelijke beoordeling door verweerder correct was. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als nieuw was aangemerkt en dat de beoordeling van de aanvraag met toepassing van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015 juist was. Eiseres had op haar achttiende verjaardag arbeidsvermogen, en er waren geen nieuwe medische gegevens die een andere conclusie rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig waren opgesteld en dat eiseres niet had aangetoond dat zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op de gevraagde uitkering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/6176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [persoon] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: R. Zaagsma).

Procesverloop

Op 7 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) afgewezen.
Op 7 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 maart 2019. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heet zich afgemeld voor de zitting. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek op 6 juni 2019 heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven. Op 12 augustus 2019 heeft verweerder dit gedaan.
Na toestemming van partijen om geen nadere zitting te houden heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat er aan deze zaak voorafging
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 26 maart 1998 een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Verweerder heeft op 13 juli 1998 een medisch rapport en een belastbaarheidsprofiel opgesteld. Op 3 augustus 1998 heeft verweerder een arbeidskundig rapport opgesteld waarin de arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres per [datum] minder dan 25 procent arbeidsongeschikt is. Met een besluit van 21 augustus 1998 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt en het besluit is in rechte komen vast te staan.
2. Vanwege een nieuwe aanvraag van eiseres in verband met een toename van klachten per 1 september 1999, heeft verweerder op 6 december 1999 een medisch rapport, en op 3 januari 2000, op 17 januari 2000 en op 24 januari 2000 aanvullende medische rapportages opgesteld. Met een besluit van 17 februari 2000 is deze aanvraag van eiseres afgewezen. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt en dit besluit is in rechte komen vast te staan.
3. Op 4 oktober 2005 heeft eiseres opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Met een besluit van 28 oktober 2005 heeft verweerder besloten om niet terug te komen op de besluiten van 21 augustus 1998 en 17 februari 2000 en heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit is in rechte komen vast te staan.
4. Eiseres heeft op 10 januari 2017 opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. De primaire verzekeringsarts heeft op 29 januari 2018 een medische rapportage opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige heeft op 6 februari 2018 een rapportage opgesteld. De conclusie van dat onderzoek is dat eiseres op haar achttiende verjaardag arbeidsvermogen had. Verweerder heeft de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Naar aanleiding daarvan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 24 juli 2018 een medisch rapport opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 6 september 2018 een arbeidskundig rapport opgesteld. De conclusie van dit onderzoek is dat eiseres per datum einde wachttijd (haar achttiende verjaardag) beschikt over arbeidsvermogen. Op grond hiervan heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden
6. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres op [datum] en de vijf jaar daarna geen arbeidsvermogen had.
Toetsingskader
7. Voor het wettelijk kader en het kader dat verweerder hanteert voor de beoordeling van de vraag of een betrokkene beschikt over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 5 april 2018. [1] In deze zaak wordt volstaan met vermelding van het volgende.
8. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015 is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van het tweede lid wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onder a, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld onder a.
Op grond van het zesde lid wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
9. Nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit). Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit, voor zover hier van belang, heeft een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Iemand heeft alleen arbeidsvermogen als hij aan alle vier de vereisten voldoet.
10. In de nota van toelichting bij het met ingang van 1 januari 2015 gewijzigde Schattingsbesluit [2] worden de in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde vereisten toegelicht. Over basale werknemersvaardigheden wordt toegelicht dat
basale werknemersvaardigheden vaardigheden zijn waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat daarbij om andere vaardigheden dan die nodig zijn om aan de specifieke eisen uit het takenbestand te kunnen voldoen. Een voorbeeld van een basale werknemersvaardigheid is het na kunnen komen van afspraken tussen werknemer en de werkgever.
Standpunt eiseres
11. De primaire arbeidsdeskundige stelt zich in zijn rapportage van 6 februari 2018 op het standpunt dat eiseres een taak kon uitvoeren in een arbeidsorganisatie, namelijk scannen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de rapportage van de primaire verzekeringsarts van 29 januari 2018. De taak scannen kon volgens de arbeidsdeskundige worden uitgevoerd, omdat dit een taak betreft die voornamelijk zittend wordt verricht, waarbij wel voldoende vertreding mogelijk is. De hanteren gewichten zijn licht en de frequentie waarmee documenten gehanteerd moeten worden is laag. Pedaalbediening komt niet voor, aldus de primaire arbeidsdeskundige.
12. Eiseres voert aan dat zij vanwege haar fysieke klachten en beperkingen niet in staat was om de taak scannen uit te voeren. Zij wordt vanwege haar beperkingen bemoeilijkt om herhaaldelijk handelingen uit te voeren. Bovendien kan zij niet binnen korte tijd en niet zonder hulp vertreden. De werkzaamheden en het vertreden zorgen voor overmatige fysieke inspanningen. Eiseres dient dit vanwege haar scoliose te vermijden om te voorkomen dat de aandoening verergert.
13. Eiseres stelt verder dat zij de taak scannen ook niet een uur achtereen, of twee tot vier uur per dag kan uitvoeren. Het was voor haar onmogelijk om twee tot vier uur per dag belastbaar te zijn. De verzekeringsarts baseert zich volgens haar ten onrechte uitsluitend op een onderzoek van 13 juli 1998 en gaat daarmee volgens eiseres voorbij aan meerdere onderzoeken waaruit blijkt dat eiseres sterk beperkt was in het vasthouden van aandacht. De scoliose, gepaard met poliosyndroom, verlamd linkerbeen en korter linkerbeen, verzwakt rechterbovenbeen en beperkingen in haar armen zorgen voor beperkingen waardoor het onmogelijk en ondragelijk is om gedurende twee tot vier uur belastbaar te zijn, aldus eiseres.
14. Eiseres voert ook aan dat zij niet beschikte over basale werknemersvaardigheden, omdat zij niet in staat was om instructies te begrijpen en onthouden. Als gevolg daarvan kon zij de gemaakte afspraken niet nakomen. Eiseres stelt dat zij regelmatig in een conflict verzeild raakte vanwege haar impulsief gedrag. Zij had ook psychische klachten en gedurende het schooljaar 1998-1999 heeft zij voor haar psychische klachten een psycholoog bezocht. Eiseres verwijst verder naar het beroepskeuze onderzoek dat zij tussen 17 juni 1998 en 3 juli 1998 heeft laten doen, waaruit blijkt dat haar woordenschat zwak is en dat het leervermogen een beneden gemiddeld niveau heeft, dat de capaciteit van haar langetermijngeheugen bijzonder laag is en zij zich moeilijk kan concentreren. Ook stelt zij dat zij continue begeleiding nodig had voor het starten, uitvoeren en afronden van de vereiste handelingen. Zij is ook om die reden niet in staat om de gewenste arbeidsprestatie te leveren en om afspraken met de werkgever na te komen.
Wat vindt de rechtbank?
15. De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de wijziging van de inhoud van de artikelen die van toepassing zijn op de onderhavige aanvraag ten opzichte van de eerder beoordeelde aanvragen, de aanvraag moet worden aangemerkt als een nieuwe aanvraag. Verweerder heeft deze aanvraag terecht inhoudelijk beoordeeld met toepassing van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015. [3]
16. In de Wajong 2015 is bepaald dat een ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, is aan te merken als jonggehandicapte en recht heeft op een uitkering. Heeft iemand na zijn achttiende jaar duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en heeft hij in het jaar onmiddellijk daaraan voorafgaand gedurende ten minste zes maanden gestudeerd, dan is hij eveneens aan te merken als jonggehandicapte in de zin van de Wajong 2015 en heeft hij ook recht op een uitkering.
17. Eiseres werd op [datum] achttien jaar. Voor de beoordeling van het beroep gaat het er in de eerste plaats om of eiseres op [datum] duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
18. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
19. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres medisch onderzocht op het spreekuur van 18 december 2017. De verzekeringsarts heeft zich voor de beoordeling onder meer gebaseerd op de gegevens die blijken uit het medisch rapport van 13 juli 1998.
20. Eiseres is in 1998 lichamelijk en psychisch door de verzekeringsarts onderzocht. In het rapport van 13 juli 1998 heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat sprake was van late gevolgen van poliomyelitis in de vorm van paralyse linkerbeen en parese rechterbovenbeen met verkort linkerbeen en scoliose. De verzekeringsarts heeft op 13 juli 1998 een belastbaarheidsprofiel opgesteld, waaruit volgt dat eiseres beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. Volgens de verzekeringsarts was eiseres beperkt belastbaar wat betreft lopen, staan, hurken, knielen, traplopen, tillen en dragen, duwen en trekken, het nauwkeurig gebruiken van de voeten en het besturen en gebruiken van een vervoersmiddel. Zitten was de hele dag mogelijk, maar met mogelijkheid tot even vertreden na een uur. Er zijn geen beperkingen vastgesteld op het gebied van de psychische belastbaarheid.
21. De bevindingen die blijken uit het rapport van 13 juli 1998 zijn overgenomen in de rapportage van 18 december 2017. De primaire verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 18 december 2017 geconcludeerd dat eiseres beperkingen heeft van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte op de 18e verjaardag van eiseres. Eiseres had wel arbeidsvermogen op de 18e verjaardag. Ook is er geen toename van de beperkingen geweest binnen vijf jaar na de 18e verjaardag als gevolg van dezelfde aandoening die ook op de 18e verjaardag beperkingen in functioneren gaf, aldus de primaire verzekeringsarts.
22. De primaire arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 6 februari 2018 geconcludeerd dat eiseres per einde wachttijd arbeidsvermogen had.
23. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 24 juli 2018 een rapportage uitgebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres gezien op de hoorzitting van
9 juli 2018. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennisgenomen van het rapport van de primaire verzekeringsarts en het medisch dossier van eiseres bestudeerd, waartoe onder meer het dossier van de huisarts van 16 juli 2018 en van 6 oktober 2017 en gegevens van Reade van 28 september 2017 behoren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in zijn rapport van 24 juli 2018 dat duidelijk is dat eiseres in de laatste drie jaar meer beperkingen heeft gekregen, wat te maken heeft met het postpoliosyndroom. Omdat eiseres eerder echter geen recht had op een uitkering, is er nu ook geen recht op een uitkering, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bij deze beoordeling gaat het om de situatie in 1998 en de vijf jaar daarna. De grote hoeveelheid medische informatie die eiseres heeft ingebracht bieden geen nieuwe inzichten over de periode 1998 tot en met 2003, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De primaire verzekeringsarts heeft de belastbaarheid volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist vastgesteld.
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 6 september 2018 gesteld dat er geen aanleiding is om anders te concluderen dan de primaire arbeidsdeskundige.
25. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen blijkt dat een zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsartsen hebben de in het dossier beschikbare medische informatie bestudeerd en kenbaar bij hun beoordeling betrokken. Uit de rapportages blijkt dat de fysieke klachten van eiseres zijn meegenomen in de medische beoordeling. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat het medisch onderzoek onvolledig is geweest. De rapportages zijn inzichtelijk, bevatten geen tegenstrijdigheden en het onderzoek kan de getrokken conclusies dragen.
Inhoudelijke beoordeling
26. Over de bevindingen van het verzekeringsgeneeskundig en het arbeidskundig onderzoek en de daaruit getrokken conclusies, wordt als volgt overwogen.
27. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 juli 2018 aan de hand van de vier voorwaarden van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit een nadere onderbouwing gegeven voor het verzekeringsgeneeskundig standpunt dat eiseres arbeidsvermogen had per datum einde wachttijd. Eiseres voldeed volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan alle vier de voorwaarden.
28. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 29 november 2018 gereageerd op het beroepschrift van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat eiseres in 1998 is beoordeeld, toen eiseres ook al bekend was met poliosyndroom en scoliose. Toen is geoordeeld dat zij geschikt was voor passend werk. Als eiseres geschikt was voor passend werk, dan was zij ook geschikt om conform de huidige Wajong eisen een taak te kunnen uitoefenen en kon zij ten minste vier uur per dag werken en een uur aaneengesloten werken.
Bij de beoordeling komen geen nieuwe medische gegevens naar voren die een ander licht werpen op de vorige beoordeling, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
29. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 6 september 2018 arbeidskundig onderzoek gedaan naar de voorwaarden a (een taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie) en b (over basale werknemersvaardigheden beschikken) en heeft vastgesteld dat eiseres aan die voorwaarden voldoet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt niet af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige. De door de primaire arbeidskundige aangegeven voorbeeldtaak wordt door de arbeidskundige bezwaar en beroep ongewijzigd gehandhaafd.
30. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 18 december 2018 gereageerd op het beroepschrift. Hij stelt dat uit de rapportages van de verzekeringsarts en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Uit de beoordeling in 1998 blijkt dat verschillende functies konden worden geduid die geschikt waren voor eiseres. Uit het belastbaarheidsonderzoek komen alleen fysieke beperkingen naar voren. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om aan te nemen dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Ook blijkt uit de rapportages dat eiseres minstens een uur aaneengesloten kan werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Er is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake van een intensieve lichamelijke belasting.
31. De rechtbank gaat in beginsel uit van de juistheid van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, tenzij eiseres medische gegevens verstrekt waaruit iets anders blijkt. De Raad wijst op zijn vaste rechtspraak dat de bewijslast bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager ligt, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. [4] Hieruit volgt dat het aan eiseres is om met medisch objectiveerbare stukken aannemelijk te maken dat zij vanaf [datum] duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Dergelijke gegevens zijn niet overgelegd. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts zich ten onrechte uitsluitend op een onderzoek van 13 juli 1998 baseert en daarmee voorbijgaat aan meerdere onderzoeken waaruit blijkt dat eiseres sterk beperkt was in het vasthouden van aandacht, is niet onderbouwd. De rapportage naar aanleiding van het beroepskeuze onderzoek dat eiseres tussen 17 juni 1998 en 3 juli 1998 heeft laten doen bevindt zich in het dossier en is, blijkens de rapportage van 24 juni 1998, bij de beoordeling van de eerdere aanvraag door de verzekeringsarts betrokken. In het dossier bevinden zich geen psychologische rapportages, behalve de verklaring dat mevrouw gedurende het schooljaar 1998-1999 in psychologische begeleiding is geweest. Eiseres heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij psychische klachten had. Ook heeft zij niet met stukken onderbouwd dat zij continue begeleiding nodig had voor het starten, uitvoeren en afronden van de vereiste handelingen.
32. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 juli 2018 geconcludeerd dat duidelijk is dat eiseres sinds een jaar of drie toegenomen beperkingen heeft, waarbij verwezen wordt naar een brief van de revalidatiearts van 28 september 2017. De toegenomen beperkingen hebben te maken met het postpoliosyndroom. De periode waarin de beperkingen zijn toegenomen, valt echter buiten de in deze zaak te beoordelen periode. Voor zover eiseres stelt dat er ook een toename van de beperkingen was binnen vijf jaar na haar 18e verjaardag op grond waarvan verweerder haar als jonggehandicapte had moeten aanmerken, heeft zij deze stelling niet met stukken onderbouwd.
Conclusie
33. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk en op afdoende wijze hebben gemotiveerd dat eiseres per einde wachttijd en de vijf jaar daarna beschikte over arbeidsvermogen.
34. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering terecht afgewezen.
35. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat dan geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gayir, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Staatsblad 2014, 359 p. 5 e.v.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1242.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 19 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2192.