ECLI:NL:RBAMS:2021:1882

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
13/752051-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court of Zielona Góra in Polen op 13 oktober 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 19 januari en 12 maart 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.R. van de Velde, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De verdediging heeft een beroep gedaan op de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, stellende dat het vonnis van 10 februari 2015 niet aan de opgeëiste persoon is betekend. Het Openbaar Ministerie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting die tot het vonnis leidde.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een verstekvonnis en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De feiten zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd door middel van braak. Aangezien het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank de overlevering toegestaan aan Polen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752051-20
RK nummer: 20/5531
Datum uitspraak: 26 maart 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 november 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 oktober 2020 door
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 januari 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.R. van de Velde, advocaat te Eindhoven en door een tolk in de Poolse taal.
Het onderzoek ter zitting is voor onbepaalde tijd geschorst.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 12 maart 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of Februari 10, 2015, by the District Court of Zielona Góra, met kenmerk: II K 1072/14.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vijf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een beroep gedaan op de weigeringsgrond van artikel 12 OLW en daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat het vonnis van 10 februari 2015 aan de opgeëiste persoon is betekend.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is. De opgeëiste persoon was namelijk aanwezig op de zitting. Dat het vonnis mogelijk niet aan hem is betekend, kan in dat geval niet leiden tot een weigering van de overlevering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de behandeling op de zitting die tot het vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon heeft dit ook bevestigd. Er is dus geen sprake van een verstekvonnis, zodat de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.