ECLI:NL:RBAMS:2021:1883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
13/751795-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van nationale identiteit en eerdere veroordeling

Op 12 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 8 januari 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit, was in België veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes jaar voor feiten die in het EAB zijn omschreven. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering. In de uitspraak werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft, wat volgens artikel 6, tweede lid, van de Overleveringswet (OLW) betekent dat de overlevering geweigerd moet worden. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal ondergaan, wat de weigering van de overlevering rechtvaardigt. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 17 oktober 2019, waarin vergelijkbare overwegingen zijn gemaakt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.795-20
RK nummer: 21/123
Datum uitspraak: 12 maart 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 maart 2020 door
het Parket van de Procureur des Konings Limburg(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 maart 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg Limburg – Afdelingen Tongeren van 3 oktober 2019, met referentie 943/2019.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze straf wordt verminderd met het gedeelte dat de opgeëiste persoon reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten, namelijk de periode van 3 juli 2017 tot 5 november 2018. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6 lid 2 OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Nu de overlevering wordt gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf dient de overlevering, zoals ook door de officier van justitie en de raadsvrouw betoogd, op grond van artikel 6, tweede lid, OLW te worden geweigerd.
De opgeëiste persoon heeft (mede) de Nederlandse nationaliteit. Dit betekent dat artikel 6, tweede lid, OLW – dat bepaalt dat de overlevering ter tenuitvoerlegging van een aan een Nederlander bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf niet wordt toegestaan – van toepassing is.
De overlevering kan echter alleen worden geweigerd als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk deze straf in Nederland zal ondergaan. Dat is het geval. In dit kader verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in haar uitspraak van 17 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:7754), in het bijzonder in overweging 6.3.11, heeft overwogen.
De rechtbank zal daarom de overlevering uitsluitend op grond van artikel 6, tweede lid, OLW weigeren.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
het Parket van de Procureur des Konings Limburg(België), onder verwijzing naar overweging 6.3.11 van de uitspraak van 17 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:7754).
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.