ECLI:NL:RBAMS:2021:1887

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
13/751092-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Polen

Op 26 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Law Court in Świdnica, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1979, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar voor diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 12 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J.A.R. van de Velde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De verdediging heeft betoogd dat er onduidelijkheid bestaat over de onherroepelijkheid van het vonnis, maar de rechtbank oordeelt dat het beginsel van wederzijds vertrouwen in acht genomen moet worden. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond, zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon geen hoger beroep heeft ingesteld en het vonnis onherroepelijk is geworden.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid is gewaarborgd, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht ook strafbaar is. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en E.G.M.M. van Gessel, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751092-21 (EAB II)
RK nummer: 21/509
Datum uitspraak: 26 maart 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 november 2019 door
the Circuit Law Court in Świdnica(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 maart 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.R. van de Velde, advocaat te Eindhoven en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Law Court of Świdnicavan 21 april 2016, met zaaknummer VI K 707/14.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft erop gewezen dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in aanvullende informatie heeft vermeld dat de opgeëiste persoon geen hoger beroep heeft ingesteld, maar dat biedt geen uitsluitsel of het vonnis ook onherroepelijk is.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon aanwezig was op de terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Uit aanvullende informatie d.d. 24 februari 2021 blijkt dat de opgeëiste persoon geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis, hetgeen hij ter zitting ook heeft bevestigd. Voorts blijkt uit het EAB dat het vonnis onherroepelijk is geworden. Het beginsel van wederzijds vertrouwen in ogenschouw genomen dient de rechtbank uit te gaan van deze informatie. Een en ander brengt haar tot het oordeel dat de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing is.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van valse sleutels

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Circuit Law Court in Świdnica(Polen).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.