Op 26 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Law Court in Świdnica, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1979, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar voor diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 12 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J.A.R. van de Velde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De verdediging heeft betoogd dat er onduidelijkheid bestaat over de onherroepelijkheid van het vonnis, maar de rechtbank oordeelt dat het beginsel van wederzijds vertrouwen in acht genomen moet worden. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond, zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon geen hoger beroep heeft ingesteld en het vonnis onherroepelijk is geworden.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid is gewaarborgd, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht ook strafbaar is. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en E.G.M.M. van Gessel, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog.