ECLI:NL:RBAMS:2021:2410

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
C/13/700616 / KG ZA 21-305
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van persoonsgegevens in incidentenregisters door Interbank na kredietaanvraag met vermoedelijke identiteitsfraude

In deze zaak hebben eisers, [eiseres] en [eiser], een kort geding aangespannen tegen Interbank N.V. naar aanleiding van hun registratie in het Incidentenregister (IR), het Extern Verwijzingsregister (EVR) en het Intern Verwijzingsregister (IVR). De eisers betwisten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting, en stellen dat zij slachtoffer zijn van identiteitsfraude. De rechtbank heeft op 10 mei 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De eisers hebben in 2015 een honk- en softbalvereniging opgericht en zijn actief in de gastouderopvang en catering. In oktober 2020 is er een kredietaanvraag gedaan op naam van de eisers, waarbij vervalste documenten zijn ingediend. Interbank heeft hen geregistreerd in de incidentenregisters op basis van deze aanvraag. De rechtbank oordeelt dat Interbank voldoende bewijs heeft geleverd dat de eisers betrokken zijn bij valsheid in geschrifte en oplichting. De eisers hebben geen overtuigende verklaring gegeven voor de onregelmatigheden en de rechtbank concludeert dat de registratie in de registers gerechtvaardigd is. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/700616 / KG ZA 21-305 HH/MvG
Vonnis in kort geding van 10 mei 2021
in de zaak van

1.[eiseres] ,

2.
[eiser],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 16 april 2021,
advocaat mr. L.F.M. Meles te Almere,
tegen
de naamloze vennootschap
INTERBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. C.H.D.W. van den Borne-Verheijen en R.J.M. Sanders te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [eiser] en Interbank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 26 april 2021 hebben [eiseres] en [eiser] hun vorderingen toegelicht. Interbank heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van eisers: [eiseres] en mr. Meles;
- aan de zijde van Interbank: [bedrijfsjurist] , bedrijfsjurist, [medewerker] , medewerker finance security, mr. Van den Borne-Verheijen en mr. Sanders.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [eiser] wonen met hun vier kinderen in een huurwoning in Rotterdam. [eiseres] is als zzp’er werkzaam in de gastouderopvang en heeft een cateringbedrijf. [eiser] was bouwschadehersteller, maar is thans werkloos.
2.2.
[eiseres] en [eiser] hebben in 2015 honk- en softbalvereninging [vereniging] opgericht met als doel kinderen van de straat te houden en thuisproblematiek te signaleren. Zij bieden steun aan hulpbehoevende volwassenen en/of kinderen, die in dat kader weleens overdag in hun woning zijn of blijven logeren.
2.3.
Op of omstreeks 2 oktober 2020 is vanaf het e-mailadres van [eiseres] op naam van [eiseres] en [eiser] bij Financieel Fit | Servicecenter (hierna: Financieel Fit) een kredietaanvraag gedaan. Bij e-mail van 2 oktober 2020, verzonden naar het e-mailadres van [eiseres] , heeft Financieel Fit een offerte gestuurd voor een lening van € 33.000,- bij Interbank en gevraagd de nodige (financiële) gegevens te verstrekken. Op 6 oktober 2020 zijn de gevraagde gegevens vanaf het e-mailadres van [eiseres] gestuurd aan Financieel Fit, die de gegevens heeft doorgestuurd naar Interbank.
2.4.
Op 8 oktober 2020 heeft [medewerker] (hierna: [medewerker] ) van Crédit Agricole Consumer Finance Nederland B.V. (hierna: Crédit Agricole), de moedervennootschap van Interbank, gebeld naar het 06-nummer van [eiseres] . In dit gesprek heeft [medewerker] aan de persoon die zij aan de lijn had verteld dat bij de kredietaanvraag onregelmatigheden zijn geconstateerd en zij hierover een e-mail zal sturen. Bij e-mail van 8 oktober 2020, verzonden naar het e-mailadres van [eiseres] , heeft [medewerker] [eiseres] en [eiser] gevraagd afschriften te sturen van hun bankrekeningen bij ING. Kort daarna heeft [eiseres] gebeld met [medewerker] en meegedeeld dat zij en [eiser] geen kredietaanvraag hebben gedaan en dat zij vermoedelijk zijn gehackt. Even later heeft zij dit ook in een e-mail aan [medewerker] geschreven. De door [medewerker] verzochte bankafschriften heeft [eiseres] niet gestuurd.
2.5.
Bij e-mail van 12 oktober 2020 heeft [medewerker] aan [eiseres] de documenten gestuurd die Interbank heeft ontvangen ten behoeve van de kredietaanvraag. Verder heeft [medewerker] [eiseres] verzocht om aangifte te doen van valsheid in geschrifte en identiteitsfraude en een kopie van de aangifte aan haar te sturen. [eiseres] heeft deze e-mail niet beantwoord.
2.6.
Bij e-mail van 19 oktober 2020 heeft [medewerker] [eiseres] verzocht om mee te delen of, en zo ja wanneer, zij aangifte gaat doen bij de politie. Ook heeft [medewerker] in deze e-mail [eiseres] bericht dat zij nog geen contact heeft gehad met [eiser] en haar verzocht om [eiser] op korte termijn contact op te laten nemen met [medewerker] . [eiseres] heeft deze e-mail niet beantwoord.
2.7.
In oktober 2020 is op naam van [eiseres] en [eiser] bij zowel Interbank als ALFAM een aanvraag gedaan voor een lening van € 75.000,-.
2.8.
Bij brief van 26 oktober 2020 heeft Crédit Agricole [eiser] verzocht contact op te nemen met [medewerker] in verband met de onder 2.3 genoemde kredietaanvraag. Hierop heeft hij gebeld met [medewerker] en haar gemeld dat hij en [eiseres] geen kredietaanvraag hebben gedaan en zij vermoedelijk het slachtoffer zijn van identiteitsfraude.
2.9.
Bij e-mail van 26 oktober 2020 heeft ING [medewerker] bericht dat een aantal bedragen op de bij de kredietaanvraag aangeleverde bankafschriften van de rekeningen van [eiseres] en [eiser] niet klopt.
2.10.
Bij brief van 2 november 2020 heeft Crédit Agricole [eiseres] en [eiser] bericht dat zij fraude hebben gepleegd bij het aanvragen van een krediet, omdat valse salarisspecificaties en vervalste bankafschriften zijn aangeleverd. Verder bericht Crédit Agricole [eiseres] en [eiser] in deze brief dat zij hun persoonsgegevens voor de duur van vijf jaar heeft opgenomen in het Incidentenregister (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR) en voor de duur van acht jaar in het Interne Verwijzingsregister (IVR).
2.11.
Crédit Agricole heeft op 2 november 2020 aangifte gedaan tegen [eiseres] en [eiser] van valsheid in geschrifte en oplichting.
2.12.
Op 20 november 2020 heeft [eiseres] mede namens [eiser] aangifte gedaan van identiteitsfraude.
2.13.
[eiseres] en [eiser] hebben Crédit Agricole meerdere keren gevraagd om verwijdering van hun gegevens uit het IR, EVR en het IVR. Crédit Agricole heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] en [eiser] vorderen - samengevat en na wijziging van eis - Interbank te veroordelen:
primair
I. om hen binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verwijderen uit het IVR, IR en het EVR, op straffe van een dwangsom,
subsidiair
II. om hen binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verwijderen uit het IR en het EVR, op straffe van een dwangsom,
meer subsidiair
III. de duur van de registratie van hun gegevens in het IR en het EVR te beperken tot maximaal een jaar, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van een dwangsom,
in alle gevallen
IV. tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente,
V. tot betaling van de proces- en nakosten, beide vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] en [eiser] stellen daartoe, samengevat, het volgende. Zij betwisten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en/of oplichting. [eiseres] en [eiser] hebben geen kredietaanvragen gedaan, ook niet bij ALFAM. Zij zijn slachtoffer geworden van identiteitsfraude. [eiseres] heeft op 8 oktober 2020 naar aanleiding van een e-mail van [medewerker] met haar gebeld. Het eerdere gesprek van die dag waarvan Interbank melding maakt, heeft [eiseres] niet gevoerd. Zij heeft in oktober 2020 aangifte willen doen van identiteitsfraude, maar de politie wilde haar aangifte niet opnemen, omdat de lening niet is uitgekeerd en [eiseres] en [eiser] geen benadeelden waren. [eiseres] heeft toen wel een melding gedaan bij de Fraudehelpdesk. Pas nadat de persoonsgegevens van [eiseres] en [eiser] waren geregistreerd, wilde de politie hun aangifte in behandeling nemen. Interbank dan wel Crédit Agricole heeft aanvankelijk onvoldoende duidelijk gemaakt wat er aan de hand was. [eiseres] en [eiser] dachten daarom dat hun gegevens waren gehackt. Interbank/Crédit Agricole heeft pas in januari 2021 een en ander toegelicht. Pas toen is het [eiseres] en [eiser] duidelijk geworden dat de dader zich mogelijk binnen hun eigen kring bevindt. Hun woning staat voor iedereen open. Zij helpen veel mensen die ook bij hen thuis komen. Deze mensen hebben toegang tot de privécomputer, laptop en telefoon van [eiseres] en [eiser] . Alle websites, ook die van ING, stonden ingesteld op automatisch inloggen. Het is dus goed mogelijk dat iemand misbruik heeft gemaakt van de situatie bij [eiseres] en [eiser] thuis en de kredietaanvraag op hun naam heeft ingediend. Omdat Interbank pas in januari 2021 een nadere toelichting heeft gegeven, is nu niet meer te herleiden wie zich destijds in de woning bevonden. Interbank heeft het [eiseres] en [eiser] onmogelijk gemaakt hun onschuld te bewijzen. Bovendien hebben zij helemaal geen behoefte aan een lening. Zij hebben de afgelopen jaren een groot deel van hun schulden ingelost, om hun huidige huurwoning te kunnen kopen. Tot slot voldoen de registraties niet aan de dubbele proportionaliteitseis. Door de registraties is het voor [eiseres] en [eiser] niet mogelijk hun huidige huurwoning te kopen. Verder komt de continuïteit van hun vereniging [vereniging] op het spel te staan, omdat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden om fondsen, subsidies en contributies te ontvangen. Ook zal het voor [eiseres] en [eiser] onmogelijk zijn om een gezinshuis te starten.
3.3.
Interbank heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Interbank heeft de persoonsgegevens van [eiseres] en [eiser] in het IR en EVR geregistreerd op grond van de criteria van het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (hierna: het Protocol). Met het Protocol geven de aangesloten financiële instellingen uitvoering aan hun wettelijke verplichtingen om maatregelen te treffen ter bescherming van de integriteit van de financiële sector.
4.2.
Opname in het IR en het EVR is een verwerking van persoonsgegevens en moet voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het is vaste rechtspraak dat het Protocol voldoende waarborgen biedt voor een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Het Protocol dient daarom tot uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of opname van de persoonsgegevens van [eiseres] en [eiser] in het IR en het EVR gerechtvaardigd is.
4.3.
Voor vastlegging van gegevens in het IR is op grond van artikel 3.1.1 Protocol vereist dat sprake is van een ‘(mogelijk) incident’, in artikel 2 Protocol omschreven als:
‘een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding'.
Op grond van artikel 3.1.1 Protocol is vereist dat de registratie geschiedt ten behoeve van het in artikel 4.1.1 Protocol genoemde doel, kort gezegd: het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector.
4.4.
Op grond van artikel 5.2.1 van het Protocol is opname in het EVR kort gezegd, slechts geoorloofd indien:
a) de gedraging(en) van de te vermelden persoon een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of de financiële instelling zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector;
b) in voldoende mate vaststaat dat de desbetreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Dit betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte wordt gedaan;
c) het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen in die zin dat wordt vastgesteld dat het belang van opname prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen van opname in het Extern Verwijzingsregister voor de desbetreffende persoon.
4.5.
Voor verwerking van persoonsgegevens in het IR en EVR dient sprake te zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van art. 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen dragen. Een veroordeling door de strafrechter is echter niet vereist. Als maatstaf geldt dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Uitgangspunt is verder dat het aan de financiële instelling is te onderbouwen en te concretiseren waarom zij tot registratie is overgegaan (zie HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, r.o. 4.4. en hof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8710, r.o. 5.4).
4.6.
Vaststaat dat vanaf het e-mailadres van [eiseres] op naam van [eiseres] en [eiser] een kredietaanvraag is gedaan bij Interbank en dat ter onderbouwing van die aanvraag vervalste bankafschriften en salarisstroken zijn aangeleverd. Het vervalsen van documenten en het gebruik daarvan bij de aanvraag, om op basis van niet correcte gegevens een financiering te verkrijgen die op basis van de juiste gegevens mogelijk niet zou worden verstrekt, worden aangemerkt als valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht (Sr) en poging tot oplichting (artikel 326 Sr). Dit zijn incidenten in de zin van artikel 3.1.1 Protocol.
4.7.
Interbank heeft de registratie van [eiseres] en [eiser] in het IR en EVR als volgt onderbouwd. Interbank heeft concrete aanwijzingen dat [eiseres] en [eiser] zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting. Er is steeds vanaf het e-mailadres van [eiseres] gecommuniceerd met Financieel Fit en vanaf haar e-mailadres zijn de vervalste bankafschriften en salarisstroken aangeleverd. ING heeft aan Interbank bevestigd dat een aantal bedragen op de bij de aanvraag ingediende bankafschriften niet overeenkomt met de werkelijkheid. De bij de aanvraag ingediende vervalste bankafschriften zijn gedownload vanuit de online-omgeving van ING. Om in te kunnen loggen bij ING, dient de rekeninghouder niet alleen te beschikken over het wachtwoord, maar dient een rekeninghouder tevens via een vingerafdruk, gezichtsherkenning of een 5-cijferige persoonlijke code op de mobiele telefoon te verifiëren dat hij/zij de betreffende rekeninghouder is. Anders dan in de kredietaanvraag vermeld, is [eiseres] niet in loondienst en ontvangt [eiser] niet het opgegeven inkomen. Toen [medewerker] op 8 oktober 2020 belde naar het mobiele nummer van [eiseres] , kreeg zij een vrouw aan de lijn die bevestigde [eiseres] te zijn, een kredietaanvraag te hebben ingediend en zelf de rekeningafschriften van de ING te hebben gedownload. Pas toen [medewerker] haar confronteerde met onregelmatigheden bij de aanvraag, zei [eiseres] niets te weten van een kredietaanvraag. In de aanvraag is verzocht het bedrag van de lening te storten op de bankrekening van [eiseres] . Het is hoogst onwaarschijnlijk dat een derde die op naam van [eiseres] en [eiser] een krediet wil afsluiten, het rekeningnummer van [eiseres] opgeeft. [eiseres] en [eiser] hebben zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zodat hun registratie in het IR, EVR en IVR terecht is, aldus steeds Interbank.
4.8.
Geoordeeld wordt dat Interbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] en [eiser] zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrifte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. [eiseres] en [eiser] hebben geen plausibele verklaring kunnen geven voor het feit dat vanaf het e-mailadres van [eiseres] is gecommuniceerd met Financieel Fit en vanaf dat e-mailadres ook de vervalste documenten zijn verstuurd. [eiseres] en [eiser] hebben daarover slechts zonder enige onderbouwing verklaard dat hun woning voor iedereen openstaat, hun computer/laptop door iedereen wordt gebruikt, en iemand anders op hun naam de kredietaanvraag heeft ingediend. Anders dan [eiseres] en [eiser] hebben gesteld, kan niet vanaf hun computer of laptop automatisch worden ingelogd op de website van ING. Een derde dient dus niet alleen over de wachtwoorden van [eiseres] en [eiser] te beschikken, maar ook over hun 5-cijferige persoonlijke code (een vingerafdruk of gezichtsherkenning door een derde is niet mogelijk) om toegang te krijgen tot hun online-omgeving van ING. De verklaring die [eiseres] hiervoor ter zitting heeft gegeven, dat bij hun thuis een boekje rondslingert met wachtwoorden en codes, is niet geloofwaardig. In de aanvraag is verzocht het bedrag van de lening te storten op de bankrekening van [eiseres] . Het ligt niet voor de hand dat een derde op naam van [eiseres] en [eiser] een kredietaanvraag indient, zonder dat deze derde daar vervolgens zelf profijt van heeft. Dat [medewerker] op 8 oktober 2020 heeft gebeld naar het mobiele nummer van [eiseres] , wordt niet betwist. [eiseres] ontkent echter dat zij de telefoon heeft opgenomen en met [medewerker] heeft gesproken. Hierover heeft [eiseres] zonder nadere onderbouwing verklaard dat een derde die die dag in hun woning aanwezig was, de telefoon moet hebben opgenomen. Voorshands is er geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medewerker] dat zij een vrouw aan de lijn kreeg die bevestigde [eiseres] te zijn en een kredietaanvraag te hebben ingediend. [medewerker] heeft hierbij geen belang en het is voorshands dus niet aannemelijk dat zij hierover een valse verklaring heeft gegeven.
4.9.
Niet wordt ingezien waarom het aan Interbank te wijten is dat [eiseres] en [eiser] nu hun onschuld niet meer kunnen bewijzen. [eiseres] heeft op 8 oktober 2020 gebeld met [medewerker] . In dit gesprek is ook het eerdere gesprek van die dag ter sprake gekomen, waarvan [eiseres] ontkent dat te hebben gevoerd. Indien [eiseres] de waarheid spreekt, moet het haar toen duidelijk zijn geworden dat iemand anders haar telefoon had opgenomen. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om direct uit te zoeken wie dat kon zijn geweest. Verder heeft Interbank al op 12 oktober 2020 de bij de kredietaanvraag aangeleverde stukken, waaronder dus ook de vervalste bankafschriften en salarisstroken, aan [eiseres] en [eiser] gestuurd. Dat Interbank pas in januari 2021 duidelijk heeft gemaakt wat er aan de hand was, is in dat licht bezien onbegrijpelijk.
4.10.
Een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 januari 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:1518) waarop [eiseres] en [eiser] een beroep hebben gedaan gaat hier niet op, omdat in die zaak drie schriftelijke verklaringen van een derde waren overgelegd, waarin stond dat deze derde een kredietaanvraag had ingediend op naam van de eisers in die procedure.
4.11.
Aan het vereiste dat opname in het IR en EVR proportioneel moet zijn, is voldaan. Het belang van Interbank en de financiële sector dat zij beschermd moeten worden tegen personen die betrokken zijn bij oplichting en valsheid in geschrifte, weegt zwaarder dan de door [eiseres] en [eiser] genoemde belangen. Oplichting en valsheid in geschrifte zijn misdrijven. De verwerking van de persoonsgegevens van [eiseres] en [eiser] is dan ook noodzakelijk ter behartiging van de gerechtvaardigde belangen van Interbank.
4.12.
Voor opneming van persoonsgegevens in het IVR gelden minder strenge eisen dan voor opneming in het IR en EVR, omdat deze registraties alleen voor de instelling zelf (en de met haar verbonden rechtspersonen) zichtbaar zijn. Nu aan de voorwaarden voor opneming in het IR en het EVR is voldaan, is ook voldaan aan de voorwaarden voor opneming in het IVR.
4.13.
Gelet op de ernst van de strafbare gedragingen wordt de duur van de registraties niet buitenproportioneel geacht.
4.14.
De conclusie van bovenstaande is dat de vorderingen van [eiseres] en [eiser] zullen worden afgewezen.
4.15.
Als de in het ongelijk gesteld partij zullen [eiseres] en [eiser] hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interbank begroot op € 2.076,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat.
4.16.
De nakosten zullen op de navolgende wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] en [eiser] hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Interbank begroot op € 3.092,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiseres] en [eiser] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG