ECLI:NL:RBAMS:2021:313
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende inzicht in verblijfplaats
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die sinds 28 augustus 2019 een bijstandsuitkering ontving, had zijn uitkering op 11 december 2020 ingetrokken gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit besluit was genomen omdat verzoeker onvoldoende inzicht had gegeven in zijn woon- of verblijfplaats. Verzoeker had aangegeven dakloos te zijn en verbleef op verschillende locaties in Amsterdam, maar kon niet aantonen dat hij daadwerkelijk op de opgegeven locaties aanwezig was.
Tijdens de zitting op 25 januari 2021 heeft verzoeker verklaard dat hij bij zijn ouders woonde en dat hij een briefadres had aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het aan de gemeente is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan op de gemeente rust. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden door onvoldoende inzicht te geven in zijn verblijfplaats. Dit is gebleken uit het feit dat handhavingsspecialisten op twee verschillende momenten niet konden vaststellen of verzoeker op de opgegeven locatie aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting stand zal houden in de bezwaarprocedure en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.