ECLI:NL:RBAMS:2021:313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 294
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende inzicht in verblijfplaats

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die sinds 28 augustus 2019 een bijstandsuitkering ontving, had zijn uitkering op 11 december 2020 ingetrokken gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit besluit was genomen omdat verzoeker onvoldoende inzicht had gegeven in zijn woon- of verblijfplaats. Verzoeker had aangegeven dakloos te zijn en verbleef op verschillende locaties in Amsterdam, maar kon niet aantonen dat hij daadwerkelijk op de opgegeven locaties aanwezig was.

Tijdens de zitting op 25 januari 2021 heeft verzoeker verklaard dat hij bij zijn ouders woonde en dat hij een briefadres had aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het aan de gemeente is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan op de gemeente rust. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden door onvoldoende inzicht te geven in zijn verblijfplaats. Dit is gebleken uit het feit dat handhavingsspecialisten op twee verschillende momenten niet konden vaststellen of verzoeker op de opgegeven locatie aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting stand zal houden in de bezwaarprocedure en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/294

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoeker op grond van de Participatiewet (Pw) ingetrokken per 11 december 2020.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2021. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder liet zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten
2. Verzoeker woonde bij zijn ouders en ontving sinds 28 augustus 2019 een bijstandsuitkering met toepassing van de kostendelersnorm. Op 17 november 2020 heeft hij bij verweerder een verzoek om een briefadres ingediend, omdat hij sinds 15 oktober 2020 dakloos is. Hij heeft op het aanvraagformulier opgegeven dat hij verblijft op boten op vier verschillende locaties in Amsterdam. Op iedere locatie verblijft hij twee á drie dagen per week. Op het formulier ‘Inlichtingen en opgave verblijflocatie(s) dak- en thuisloze’, tevens van 17 november 2020, heeft verzoeker echter opgegeven zeven dagen per week tussen 22:00/01:00 en 06:00/08:00 uur op een witte boot in de haven van [plaats] ter hoogte van [adres] [huisnummer] te verblijven. Ter zitting heeft verzoeker uitgelegd dat hij uiteindelijk één locatie heeft gekozen om te verblijven. Verzoeker heeft de situatie van de boot in de haven op het formulier getekend. Verder heeft verzoeker aan zijn klantmanager verklaard dat de haven gesloten privéterrein is en dat verzoeker moet worden gebeld als er controle plaatsvindt, zodat hij open kan doen.
3. Volgens het ‘rapport van bevindingen alleenstaande’ van 22 december 2020 hebben handhavingsspecialisten van verweerder op 11 december 2020 om 05:49 uur een bezoek gebracht aan de haven in [plaats] ter hoogte van [adres] [huisnummer] . Omdat de haven gesloten was, hebben de handhavingsspecialisten verzoeker gebeld, maar hij was niet bereikbaar. Zij hebben om 11:08 uur verzoeker nogmaals gebeld, waarop verzoeker hen om 11:10 uur heeft teruggebeld. Verzoeker heeft toen verklaard dat hij bij een vriendin had geslapen. Op 17 februari 2020 (de voorzieningenrechter leest 17 december 2020) hebben de handhavingsspecialisten de haven in [plaats] bezocht en de havenmeester gesproken.
Op 22 december 2020 omstreeks 05:49 uur zijn twee handhavingsspecialisten wederom bij de haven geweest. Zij hebben verzoeker gebeld, maar deze was niet bereikbaar. De handhavingsrapportage is op ambtseed opgesteld en door de twee handhavingsspecialisten ondertekend.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoeker per 11 december 2020 ingetrokken, omdat verweerder vanaf die datum niet kan vaststellen of verzoeker recht heeft op bijstand.
Standpunten van partijen
5. Verzoeker voert tegen het bestreden besluit aan dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden en dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Na het eerste locatiebezoek is hij er eerlijk over geweest dat hij bij een vriendin had geslapen. Tijdens het bezoek van 17 december 2020 hebben de handhavingsspecialisten helemaal niet bij zijn boot gekeken. Tijdens het bezoek van 22 december 2020 was hij wel op de boot, maar heeft hij zijn telefoon niet opgenomen omdat hij nog lag te slapen. Hij kon daarna niet terugbellen, omdat hij geen beltegoed had.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden door onvoldoende duidelijkheid te geven over zijn verblijfplaats. De handhavingsspecialisten hebben twee keer gecontroleerd of verzoeker op de plek was die hij als verblijfslocatie had doorgegeven. De eerste keer was verzoeker er niet. De tweede keer nam hij zijn telefoon niet op en heeft hij ook niet teruggebeld. Daardoor hebben de handhavingsspecialisten niet kunnen controleren of hij op de locatie aanwezig was. Dat verzoeker geen beltegoed had om snel terug te bellen komt voor zijn eigen risico. Tijdens het bezoek van 17 december 2020 hebben de handhavingsspecialisten inderdaad niet gecontroleerd of hij op de boot was, omdat dat buiten het tijdsbestek viel dat verzoeker had opgegeven daar aanwezig te zijn. Een bezoek aan de boot zou daarom geen toegevoegde waarde hebben gehad.
Oordeel van de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het bij de intrekking van een eerder toegekend recht op bijstand gaat om een belastend besluit, waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit brengt met zich mee dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan op verweerder rust. [1] Schending van de inlichtingenplicht vormt een rechtsgrond voor intrekking van bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden.
8. Naar vaste rechtspraak [2] kan ook van iemand die stelt dak- of thuisloos te zijn, worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Deze inlichtingen zijn namelijk van essentieel belang om het recht op bijstand vast te stellen. Het is aan verweerder om deze inlichtingen zorgvuldig op juistheid en volledigheid te controleren. In het geval van verzoeker is niet gesteld of gebleken dat hij niet in staat is om die controleerbare gegevens te verstrekken.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden door onvoldoende inzicht te geven in zijn feitelijke verblijfsplaats. Verweerder heeft hier zorgvuldig onderzoek naar gedaan door twee maal in het door verzoeker opgegeven tijdvak op de door verzoeker opgegeven verblijfsplaats te gaan kijken. Vaststaat dat verzoeker op 11 december 2020 niet op deze plek aanwezig was. Op 22 december 2020 heeft verzoeker zijn telefoon niet opgenomen, terwijl hij wist dat de handhavers hem (vroeg) in de ochtend konden bellen om het hek open te doen. Omdat verzoeker de telefoon niet heeft opgenomen en ook niet kort daarna heeft teruggebeld was niet te controleren of hij daadwerkelijk op de opgegeven locatie verbleef. Verweerder heeft terecht bepaald dat niet kan worden vastgesteld of verzoeker verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden.
10. Het bestreden besluit zal naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar verwachting stand houden in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Centrale Raad van Beroep van 23 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:596.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:15.