2.8.Verdeling
2.8.1.Partijen zijn gehuwd in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. Zij hebben beiden een verzoek tot vaststelling van de verdeling gedaan.
2.8.2.Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap geldt de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend, te weten 28 december 2020. Niet is in geschil dat de peildatum voor de waarde van de bestanddelen de datum van de verdeling heeft te gelden, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan.
Omvang
2.8.3.Tussen partijen staat vast dat de volgende vermogensbestanddelen buiten de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen vallen:
- de auto [automerk en type 1] met kenteken [kenteken 1] ;
- de bank- en spaarsaldi op 21 september 2018;
- de waarde van de aandelenportefeuille op 21 september 2018;
- de [winkelketen] Credit Card.
2.8.4.Tussen partijen staat eveneens vast dat de huwelijksgoederengemeenschap de navolgende bestanddelen omvat:
Goederen:
a. de woning [adres] te [woonplaats] ;
b. de inboedel van zowel voornoemde woning als de tijdelijke huurwoning van de man;
c. de banksaldi;
d. de aandelenportefeuille;
e. de auto [automerk en type 2] met kenteken [kenteken 2] ;
Schulden:
f. de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening.
De woning en hypothecaire geldlening
2.8.5.Tussen partijen is niet in geschil dat de woning in beginsel aan de man kan worden toegedeeld, waarbij de man de hypothecaire lening als eigen schuld zal dienen te voldoen. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling de afspraak gemaakt dat zij allebei binnen twee weken na de mondelinge behandeling de woning zullen laten taxeren tegen de waarde bij verkoop. De gemiddelde waarde van deze twee taxaties zal in het kader van de verdeling tussen partijen bindend zijn. De man krijgt vervolgens vier maanden de tijd om de woning toegedeeld te krijgen, onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De man dient ten tijde van de overdracht de helft van de overwaarde, verminderd met de kosten verband houdende met de overdracht van het aandeel in de woning van de vrouw aan de man, aan de vrouw te voldoen ten tijde van de overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man bij de notaris. Indien de man de financiering niet rond krijgt of als hij de woning niet tegen de getaxeerde waarde over wenst te nemen, zal de woning zo spoedig mogelijk dienen te worden verkocht.
2.8.6.De rechtbank zal gelet op het voorgaande de woning toedelen aan de man onder de opschortende voorwaarde dat de man de vrouw doet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening en onder de verplichting de helft van de overwaarde, onder aftrek van de kosten verband houdende met de overdracht, aan de vrouw te betalen op het moment van overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man.
2.8.7.Voor het geval de man niet binnen vier maanden na deze beschikking in staat zal blijken te zijn de vrouw te doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, zal de rechtbank de volgende wijze van verdeling van de woning gelasten:
De verkoop van de woning geschiedt binnen vier weken nadat de termijn van vier maanden voor notariële overdracht van het aandeel van de vrouw aan de man is verstreken, door middel van een opdracht aan de makelaar, door partijen gezamenlijk aan te wijzen, waarbij ieder van partijen gehouden is deze makelaar daartoe opdracht te geven;
Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de door hem vast te stellen bindende marktconforme vraagprijs bepalen;
Partijen gaan in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aan met degene(n) die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar dit naar beste weten en bindend kunnen bepalen;
Als de verkoopprijs bindend is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan (een) derde(n).
De hypothecaire geldlening zal bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning. Ieder van partijen heeft recht op de helft van de netto-verkoopopbrengst.
Iedere partij is bij overdracht aan (een) derde(n) gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
2.8.8.De man heeft verzocht te bepalen dat de inboedel van beide woningen met gesloten beurzen wordt verdeeld. De vrouw heeft door middel van het overleggen van een inboedellijst, zonder nadere toelichting, een voorstel tot verdeling gedaan. De man betwist de op deze lijst genoemde bedragen.
2.8.9.De rechtbank zal bepalen dat aan de man wordt toegedeeld de inboedel die hij thans onder zich heeft en dat aan de vrouw wordt toegedeeld de inboedel die zij thans onder zich heeft. Nu de vrouw de gestelde waardes niet nader heeft onderbouwd, zal deze verdeling met gesloten beurzen plaatsvinden.
Bankrekeningen en aandelenportefeuille
2.8.10.De man heeft gesteld dat gelet op zijn vermogen op 21 september 2018 en 28 december 2020 een bedrag van € 6.356,37 tussen partijen verdeeld moet worden, zodat hij een bedrag van € 3.178,18 aan de vrouw dient te vergoeden. De man heeft gesteld dat hij in 2020 aandelen heeft verkocht, waarvan de verkoopopbrengst op zijn bankrekening bij de Rabobank is gestort. Dit bedrag is vervolgens weer uitgegeven aan de kosten van twee woningen, kinderopvang en inrichting van zijn woning. De man heeft verder gesteld dat hij het onwaarschijnlijk acht dat de ontslagvergoeding die de vrouw begin 2019 heeft ontvangen volledig uitgegeven is. De vrouw hoefde namelijk maar € 1.200,- per maand aan lasten te betalen. De man heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de ontslagvergoeding nog tussen partijen moet worden verdeeld. Nu de vergoeding ziet op gederfde inkomsten in de huwelijkse periode valt deze vergoeding volgens de man wel in de tussen partijen bestaande gemeenschap. De man betwist daarom de hoogte van de banksaldi zoals door de vrouw gesteld.
2.8.11.De vrouw heeft de hoogte van het vermogen van de man per 28 december 2020 betwist. Volgens de vrouw had de man met zijn aandelenportefeuille minimaal een rendement van € 93.000,- kunnen behalen, zodat de waarde van zijn aandelenportefeuille veel hoger zou moeten zijn. De vrouw wil daarom inzage in de vermogensopbouw van de man over de huwelijkse periode. Ook is de moeder van de man in 2019 overleden en heeft de man, aldus de vrouw, niet laten zien op welke bankrekening zijn erfdeel is gestort. De vrouw heeft betwist dat de door haar ontvangen ontslagvergoeding in de gemeenschap is gevallen, omdat de overeenkomst waarin de vergoeding is opgenomen dateert van voor het huwelijk van partijen. De vrouw heeft verder gesteld dat de ontslagvergoeding, die netto € 125.000,- bedroeg, is opgegaan de dagelijkse kosten, waaronder de kosten van de kinderen.
2.8.12.Ten aanzien van de erfenis die de man mogelijk van zijn moeder heeft ontvangen overweegt de rechtbank dat uit artikel 1:94, lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat krachtens erfrecht verkregen vermogen niet in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen valt. Of de man daarom al dan niet een erfenis heeft ontvangen en mogelijk op een afzonderlijke bankrekening heeft laten storten doet daarom niet ter zake.
2.8.13.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man een toelichting gegeven op de stand van zijn aandelenportefeuille. De man heeft verklaard dat hij aan het begin van de coronacrisis zorgen had over zijn financiële situatie en besloten heeft de aandelen op dat moment tegen een lage waarde te verkopen. De opbrengst van deze verkoop is volgens de man op zijn bankrekening bij de Rabobank gestort, waarna het geld vervolgens is uitgegeven. Gelet op deze toelichting door de man heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat de door de man opgegeven banksaldi en hoogte van zijn aandelenportefeuille niet correct zou zijn. De rechtbank gaat daarom aan de zijde van de man uit van een te verdelen bedrag van
€ 6.356,37.
2.8.14.Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat haar banksaldi per 28 december 2020 lager waren dan de saldi per 21 september 2018. In beginsel valt er daarom aan de zijde van de vrouw geen bedrag meer te verdelen. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd gesteld dat haar ontslagvergoeding is opgegaan. Vast staat, nu de man dat niet heeft weersproken, dat de vrouw ruim € 40.000,- van de ontslagvergoeding heeft besteed aan de aankoop van de BMW. Er resteerde daarna nog ongeveer € 80.000,- netto. Het komt de rechtbank niet onaannemelijk voor dat de vrouw dit bedrag, gelet op de welstand tijdens de relatie van partijen, in bijna twee jaar tijd – derhalve zo’n € 40.000,- per jaar – heeft uitgegeven. Hetgeen de man daar tegenover heeft gesteld is in ieder geval niet voldoende. Of de ontslagvergoeding al dan niet tot de wettelijke beperkte gemeenschap is gaan behoren, is gelet op het voorgaande niet meer relevant.
2.8.15.De man dient in verband met de verdeling van de banksaldi en de aandelenportefeuille een bedrag van € 3.178,18 aan de vrouw te betalen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
De auto [automerk en type 2] met kenteken [kenteken 2]
2.8.16.Tussen partijen is niet in geschil dat de auto aan de man kan worden toegedeeld. De man heeft onweersproken gesteld dat de huidige waarde van de auto € 30.000,- bedraagt. De rechtbank zal daarom de auto toedelen aan de man onder de verplichting € 15.000,- aan de vrouw te vergoeden.