Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
1. Deelneming aan een criminele organisatie
18. Georganiseerde of gewapende diefstal
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
uitvaardigen van het EAB;
6.Detentieomstandigheden
Pîrjoleanu/België) over de omstandigheden in de detentie-instelling in Antwerpen in 2018 en de antwoorden van de Minister van Justitie op Kamervragen over grondslapers in Belgische detentie-instellingen in maart 2021. Hieruit volgt weliswaar dat de situatie in Belgische detentie-instellingen zorgelijk is, maar dat is onvoldoende voor het oordeel dat er op dit moment sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen die in België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De beschikbare informatie is daartoe onvoldoende actueel. De situatie in de detentie-instellingen fluctueert, dat wil zeggen dat de situatie per maand verandert.
Zoals mijn voorganger het meermaals heeft aangegeven, kan het gebeuren dat wanneer een arresthuis zich geconfronteerd ziet met een groot aantal opsluitingen op korte termijn, het aantal opsluitingen het aantal beschikbare bedden voor een korte tijdsduur overschrijdt. Instroom en uitstroom van gedetineerden zijn uiteraard geen communicerende vaten”.
- In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
- Hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan in een eenpersoonscel en hoeveel in een meerpersoonscel en is dit - voor wat betreft de meerpersoonscel - inclusief of exclusief het sanitair mede gelet op de situatie met betrekking tot grondslapers op het moment van beantwoording van de vraag?
- Beschikt deze detentie-instelling over een deugdelijk afgeschermd toilet in de meerpersoonscellen?
7.Beslissing
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 6. vermelde vragen aan de uitvaardigende autoriteit voor te leggen;