ECLI:NL:RBAMS:2021:3863

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
AMS- 19 _ 6876
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de Huisvestingswet door exploitatie van een B&B in zelfstandige verblijfseenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Siewers, en de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. R. Lo Fo Sang. De gemeente had aan de eiser een last onder dwangsom opgelegd van € 15.000,- wegens het exploiteren van een bed and breakfast (B&B) in een zelfstandige verblijfseenheid, wat in strijd is met artikel 21 van de Huisvestingswet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente, dat het bezwaar ongegrond verklaarde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een overtreding. Tijdens een controle op 25 februari 2019 zijn toezichthouders van de gemeente in het souterrain van de woning van eiser toeristen aangetroffen, die gebruik maakten van een zelfstandige woning met eigen voorzieningen. Eiser had weliswaar aanpassingen gedaan aan de B&B, maar de rechtbank oordeelde dat de zelfstandigheid van het logiesverblijf niet volledig was opgeheven. De rechtbank volgde de gemeente in haar standpunt dat de last onder dwangsom gerechtvaardigd was om herhaling van de overtreding te voorkomen.

Eiser voerde aan dat de gemeente niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen en dat er geen sprake was van een overtreding. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de gemeente in redelijkheid van haar bevoegdheid gebruik had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6876

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser], te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. R. Siewers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de gemeente)
(gemachtigde: mr. R. Lo Fo Sang).

Procesverloop

Met het besluit van 31 mei 2019 (het primaire besluit) heeft de gemeente aan eiser een last onder dwangsom opgelegd van € 15.000,- wegens overtreden van artikel 21 van de Huisvestingswet (Hvw).
Met het besluit van 14 november 2019 (het bestreden besluit) heeft de gemeente het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gemeente heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting op 27 mei 2021 via een videoverbinding (Skype). Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiser] (eiser)
niet in het gelijk. De gemeente mocht aan eiser een last onder dwangsom van € 15.000,- opleggen omdat het souterrain, een zelfstandige woning, werd verhuurd aan toeristen. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel komt.
Overwegingen
2.1.
Eiser is eigenaar van de woning aan [adres] in Amsterdam. Naar aanleiding van een zoeklichtmelding heeft de gemeente een onderzoek ingesteld naar het feitelijk gebruik van de woning. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van bevindingen van 26 februari 2019 (het rapport). De woning heeft vijf bouwlagen. Er is een deur naar de beletage en een deur naar het souterrain. Op 22, 25 en 26 februari 2019 hebben toezichthouders van de gemeente een bezoek gebracht aan de woning. De toezichthouders hebben in het souterrain op 25 februari twee toeristen uit Engeland aangetroffen. De toeristen hebben verklaard dat zij de beschikking hebben over een eigen toilet, badkamer en keuken. Zij hebben de toezichthouders niet binnengelaten. Op 26 februari hebben de toezichthouders, na telefonisch contact met eiser, nogmaals een bezoek gebracht waarbij een politieagent aanwezig was. Eiser heeft verklaard dat het souterrain wordt gebruikt voor de bed & breakfast (B&B). De B&B is apart afsluitbaar. Op de beletage is een logeerkamer. Er is een verbinding met de beletage, maar die is slechts bereikbaar als toeristen daar expliciet om vragen. De eerste en tweede verdieping worden privé gebruikt, aldus eiser.
2.2.
Volgens de gemeente is uit het onderzoek gebleken dat in de woning een B&B is gevestigd, waarbij het gastenverblijf plaatsvindt in een zelfstandig gecreëerde verblijfseenheid. Dit is in strijd met artikel 21 van de Hvw. De gemeente heeft daarom eiser op 12 maart 2019 op de hoogte gesteld van het voornemen een last onder dwangsom op te leggen, inhoudende dat eiser de overtreding moet beëindigen en herhaling van de overtreding moet voorkomen.
2.3.
Eiser heeft een zienswijze ingediend. Hij heeft de verhuurde ruimte aangepast en een aantal voorzieningen verwijderd, te weten de aansluiting van de kookgelegenheid, de kookgelegenheid zelf en de oven. Hierdoor is de B&B volgens eiser geen zelfstandige verblijfseenheid meer. Eiser heef foto’s van de aanpassingen overgelegd en aangegeven dat hij de genoemde voorzieningen in de toekomst verwijderd zal houden.
3. De gemeente heeft eiser met het primaire besluit conform een last onder dwangsom opgelegd van € 15.000,-. Eiser moet de zelfstandigheid van het logiesverblijf ongedaan maken door de eigen opgang of één van de aanwezige voorzieningen verwijderen en verwijderd te houden. De gemeente heeft het besluit in bezwaar gehandhaafd. De toezichthouders hebben op 26 februari 2019 in het souterrain een volledig appartement aangetroffen met alle wezenlijke voorzieningen en een eigen opgang naar de straat. Het souterrain is daarom volgens de gemeente een zelfstandige woonruimte in de zin van de Huisvestingsverordening 2016. Een B&B in een zelfstandige woning is niet toegestaan. Daarom was op het moment van de controle sprake van een overtreding. Dat inmiddels de kookgelegenheid is verwijderd, maakt niet dat eiser niet in overtreding is geweest. Van een preventieve last [1] is dan ook geen sprake. De overtreding kan door het exploiteren van een B&B snel en eenvoudig opnieuw ontstaan, bijvoorbeeld door het aanschaffen van een elektrische kookplaat of magnetron. Het keukenblok is immers nog intact en de afzuiger is nog aanwezig. De last onder dwangsom ter voorkoming van herhaling is hiermee volgens de gemeente gerechtvaardigd.
4. Eiser stelt in beroep – samengevat – dat hij geheel in overeenstemming met de Huisvestingsverordening in het souterrain een B&B exploiteert. Hij woont zelf met zijn gezin in de woning. Het souterrain heeft een eigen toegangsdeur, toilet en badkamer, maar de eerder aanwezige keuken is verwijderd. Aan de achterkant van het souterrain is een verbinding naar de beletage van de woning. Er kan daarom volgens eiser niet meer worden gesproken van een zelfstandige verblijfsruimte, voor zover daar al sprake van was. Er is geen sprake (geweest) van een overtreding. De gemeente heeft onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van vrees voor herhaling. De gemeente was niet bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom. Volgens eiser is de woonwijk niet aangewezen als wijk waar de vergunningplicht voor woningontrekking van toepassing is. Volgens eiser is de Huisvestingsverordening onverbindend, omdat de wetgever niet heeft gewild dat de bevoegdheden op grond van de Huisvestingswet ook in het belang van de leefbaarheid kunnen worden ingezet.
Beoordeling door de rechtbankMocht de gemeente een last onder dwangsom opleggen?
5. De rechtbank volgt niet de stelling van eiser dat verweerder geen dwangsom mocht opleggen. Op het moment van het huisbezoek was sprake van overtreding van de voorwaarden voor het voeren van een B&B en dus van woningonttrekking. [2] Er zijn immers toeristen aangetroffen in een woning die alle kenmerken heeft van een zelfstandige woning. Dat eiser de zelfstandigheid van de woning heeft opgeheven doet daar niet aan af. De last is opgelegd ter voorkoming van herhaling van de overtreding. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) is het risico op herhaling voldoende om een last onder dwangsom [3] op te leggen. Dat de eerdere overtreding niet lang geleden daarvoor heeft plaatsgevonden volstaat. [4] Dit is anders bij het opleggen van een preventieve last [5] , waarbij nog geen overtreding heeft plaatsgevonden, maar er klaarblijkelijk gevaar voor overtreding is. [6] Daarbij volgt de rechtbank de gemeente dat de keuken weer makkelijk hersteld kan worden. De gemachtigde van de gemeente heeft er in het verweerschrift en op de zitting ook op gewezen dat eiser op grond van artikel 5:34 van de Awb na een jaar kan verzoeken om opheffen van de last als nog geen dwangsom verbeurd is.
6. De rechtbank volgt niet de stelling dat de woning van eiser niet valt onder de aangewezen woonruimte [7] noch dat de Huisvestingswet niet mag worden ingeroepen in het kader van de leefbaarheid. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de bij de gemachtigde van eiser bekende uitspraak van 28 augustus 2019. [8] Moest de gemeente van handhaving afzien op grond van evenredigheid?
7. Eiser doet een beroep op uitspraken van de Afdeling van 2 december 2020 [9] waarin boetes in verband met beperkt effect op de leefbaarheid zijn gematigd. Het beroep op deze uitspraken treft geen doel, omdat het in onderhavige zaak niet gaat om een boete maar om een last onder dwangsom.
8.1.
Eiser voert aan dat de toezichthouders onzorgvuldig gehandeld hebben en dat geen sprake was van een informed consent. Volgens eiser hebben de toezichthouders zichzelf opgedrongen en zijn zij de woning binnen gegaan zonder machtiging. Volgens eiser was daarom het opleggen van de last onevenredig in verhouding tot de te dienen doelen en had de gemeente moeten afzien van handhaving.
8.2.
De rechtbank ziet in het rapport niet dat de toezichthouders onzorgvuldig hebben gehandeld. Zoals de gemachtigde van de gemeente op de zitting uiteen heeft gezet zijn de toezichthouders vasthoudend geweest om hun taak uit te oefenen: toezicht houden of de regels op grond van de Huisvestingswet goed zijn gevolgd. Zij wilde zo snel mogelijk zien wat de feitelijke situatie in de woning was om vast te kunnen stellen of er sprake was van een overtreding. De rechtbank begrijpt dit. Uit het dossier blijkt niet dat er druk is opgelegd of dat er onvrijwillig toestemming is verleend. De stelling van eiser dat de toezichthouders de deur in dreigden te trappen komt niet overeen met de handelswijze van de toezichthouders die een machtiging tot binnentreden hebben aangevraagd en met politie zijn teruggekomen. Er is niet onrechtmatig gehandeld. De toezichthouders hebben uitgelegd waarom ze naar binnen wilden gaan. Er is een machtiging tot binnentreden gevraagd, maar die hoefde niet te worden ingezet, omdat er toch toestemming is verleend.
Conclusie
9.
9.1.
Gelet op het voorgaande was de gemeente bevoegd om eiser een last onder dwangsom op te leggen en heeft zij in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Het beroep is dan ook ongegrond.
9.2.
Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, gerechtsjurist
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
gerechtsjurist rechter
(griffier op de zitting)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 21 van de Huisvestingswet.
3.Artikel 5:2, eerste lid, onder b, in samenhang met artikel 5:32, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 5:7 van de Awb.
6.Zie de uitspraak van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1955.
7.Artikel 21 van de Huisvestingswet.