In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Siewers, en de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. R. Lo Fo Sang. De gemeente had aan de eiser een last onder dwangsom opgelegd van € 15.000,- wegens het exploiteren van een bed and breakfast (B&B) in een zelfstandige verblijfseenheid, wat in strijd is met artikel 21 van de Huisvestingswet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente, dat het bezwaar ongegrond verklaarde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een overtreding. Tijdens een controle op 25 februari 2019 zijn toezichthouders van de gemeente in het souterrain van de woning van eiser toeristen aangetroffen, die gebruik maakten van een zelfstandige woning met eigen voorzieningen. Eiser had weliswaar aanpassingen gedaan aan de B&B, maar de rechtbank oordeelde dat de zelfstandigheid van het logiesverblijf niet volledig was opgeheven. De rechtbank volgde de gemeente in haar standpunt dat de last onder dwangsom gerechtvaardigd was om herhaling van de overtreding te voorkomen.
Eiser voerde aan dat de gemeente niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen en dat er geen sprake was van een overtreding. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de gemeente in redelijkheid van haar bevoegdheid gebruik had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.