ECLI:NL:RBAMS:2021:4018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
13/751567-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met verwerping van ne bis in idem verweer

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Tiergarten in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 juni 2021 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd volgens Duits recht. De opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1981, was gedetineerd in Nederland en heeft de Oostenrijkse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 13 juli 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd het EAB besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering niet geweigerd kan worden op basis van het ne bis in idem-beginsel, dat inhoudt dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd. De verdediging stelde dat de opgeëiste persoon al in Oostenrijk was vervolgd voor een van de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de Oostenrijkse autoriteiten hadden besloten de vervolging voor de overige feiten stop te zetten. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onherroepelijke veroordeling in Oostenrijk voor de feiten die in het EAB stonden vermeld, en dat de Oostenrijkse beslissing om de vervolging te beëindigen een opportuniteitsbeslissing was.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751567-21
RK nummer: 21/3062
Datum uitspraak: 27 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 oktober 2019 door het
Amtsgericht Tiergarten(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 juli 2021. Het verhoor heeft middels een telehoorverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Duitse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Oostenrijkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Tiergartenvan 9 september 2019 met kenmerk (280 Ds) 283 Js 4423/16 (73/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, OLW

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de overlevering door de Duitse autoriteiten wordt verzocht ten behoeve van de vervolging voor strafbare feiten ten aanzien waarvan de opgeëiste persoon al is vervolgd in Oostenrijk. De Duitse autoriteiten verzochten de overlevering aanvankelijk voor dertien strafbare feiten. Toen bleek dat de opgeëiste persoon in Oostenrijk al was veroordeeld voor één van die feiten. De vervolging ten aanzien van de overige twaalf feiten bleek te zijn stopgezet in Oostenrijk. De Duitse autoriteiten hebben het EAB toen ingetrokken en een nieuw EAB uitgevaardigd, waarin alleen nog de overige twaalf feiten worden genoemd. De Duitse autoriteiten hebben daarbij laten weten dat ten aanzien van deze twaalf feiten geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling in de zin van artikel 54 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en dat dus niet kan worden uitgegaan van dubbele vervolging. De raadsman heeft laten weten dat hij dit standpunt betwist nu een vervolging niet altijd tot een veroordeling behoeft te leiden. Volgens hem is er (mogelijk) sprake van een schending van het
ne bis in idem-beginsel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, OLW zich niet voordoet. Uit aanvullende informatie van de Duitse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon in Oostenrijk alleen is veroordeeld voor witwassen, het dertiende feit op het eerdere (ingetrokken) EAB. Die veroordeling ziet dus niet op de voorliggende feiten waar de Duitse autoriteiten de opgeëiste persoon voor willen vervolgen. Het lijkt er weliswaar op dat de vervolging ten aanzien van die feiten in Oostenrijk is gestart, maar die vervolging is in ieder geval niet doorgezet. Dat betekent dat geen sprake is van een dubbele vervolging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich een schrijven van 3 september 2019 van een officier van justitie in Berlijn, waaruit de rechtbank afleidt dat het besluit van de Oostenrijkse autoriteiten om af te zien van verdere vervolging van de twaalf feiten die in het huidige EAB staan vermeld, een opportuniteitsbeslissing is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken dat de opgeëiste persoon naar Oostenrijks recht niet meer kan worden vervolgd, ten gevolge van een in die lidstaat ter zake van hetzelfde feit genomen onherroepelijke beslissing als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder c OLW en dat, zelfs als zulks wel zou blijken, de rechtbank zou afzien van weigering, omdat de Oostenrijkse vervolging juist is beëindigd teneinde voorkeur te geven aan vervolging in Duitsland. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan het
Amtsgericht Tiergarten(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.