ECLI:NL:RBAMS:2021:4024

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
13/751562-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; beoordeling van de onafhankelijkheid van de Poolse rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court II Penal Department in Suwalki, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1995 in Polen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 13 juli 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete omstandigheden zijn aangevoerd die erop wijzen dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt dat hij geen eerlijk proces zal krijgen in Polen. De verdediging heeft aangevoerd dat er verontrustende ontwikkelingen zijn in Polen die de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in gevaar brengen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de zaak aan te houden voor nadere informatie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, waarbij zij heeft verwezen naar de relevante wetsartikelen, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751562-21
RK nummer: 21/3002
Datum uitspraak: 27 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 juni 2020 door de
Regional Court II Penal Department in Suwalki(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 juli 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable temporary arrest warrantvan de
District Court in Elk(Polen) van 30 augustus 2019 met kenmerk II.Kp.289/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid aanheft en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Inleiding
Bij tussenuitspraak van 4 oktober 2018 [1] heeft de rechtbank vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken wat betreft de rechterlijke macht van Polen, die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van Polen in gevaar brengen en dat daardoor een reëel gevaar dreigt dat een grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast.
Bij uitspraak van 27 september 2019 [2] heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat de impact van de geconstateerde gebreken op het niveau van de rechterlijke instanties die bevoegd zijn voor de procedures waaraan opgeëiste personen zullen worden onderworpen, zodanig is dat de genoemde structurele gebreken in alle gevallen negatieve gevolgen voor die rechterlijke instanties kunnen hebben.
Sindsdien stelt de rechtbank ten aanzien van deze twee kwesties geen vragen meer aan de Poolse autoriteiten, maar beziet zij nog slechts of sprake is van zwaarwegende en op feiten berustende gronden om aan te nemen dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een onafhankelijk gerecht zal worden geschonden en derhalve dat zijn grondrecht op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden aangehouden om nadere informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten omtrent de onafhankelijkheid van de Poolse rechter die zich over de zaak van de opgeëiste persoon zal buigen. Hij heeft daartoe gewezen op de verontrustende ontwikkelingen in Polen, die voor iedere verdachte een reëel gevaar met zich brengen dat zijn of haar grondrecht op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast. De raadsman heeft verder concreet ten aanzien van de opgeëiste persoon aangevoerd dat hem is gebleken – op basis van een e-mail van 12 juli 2021 van de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon – dat er een concreet verschil van inzicht bestaat tussen de rechtbank in Suwałki en de Poolse officier van justitie over het nut en de noodzaak van overlevering van de opgeëiste persoon. Uit de betreffende e-mail blijkt namelijk dat de Poolse officier van justitie ermee instemt dat het verhoor van de opgeëiste persoon in Nederland plaatsvindt, terwijl de rechtbank in Suwałki heeft laten weten dat de opgeëiste persoon overgeleverd dient te worden. Hieruit leidt de raadsman af dat sprake is van een gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces van de opgeëiste persoon.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd er geen blijk van geeft dat de opgeëiste persoon het gevaar loopt dat zijn grondrecht op een eerlijk proces in Polen zal worden geschonden. Zijn verzoek om aanhouding om nadere informatie hieromtrent aan de Poolse autoriteiten te vragen, moet dan ook volgens de officier van justitie worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om de zaak van de opgeëiste persoon aan te houden om nadere vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen omtrent de onafhankelijkheid van de rechter die zich over de zaak van de opgeëiste persoon zal buigen.
De raadsman heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd over de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon, de aard van de strafbare feiten waarvan hij wordt verdacht en de feitelijke context van de uitvaardiging van het EAB, op grond waarvan moet worden aangenomen dat hij na overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een onafhankelijk gerecht zal worden geschonden en hij geen eerlijk proces zal krijgen in Polen. De rechtbank is daarnaast ook niet ambtshalve van dergelijke feiten of omstandigheden gebleken.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 6 en 175 Wegenverkeerwet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court II Penal Department in Suwalki(Polen).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.