Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 17 mei 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 14 oktober 2020 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, is gedetineerd en heeft via een videoverbinding zijn verhoor gehad, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 1 juli 2021. De officier van justitie heeft gesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon een oneerlijk proces in Polen te wachten staat. De verdediging heeft echter betoogd dat er aanwijzingen zijn dat het recht op een onafhankelijk gerecht in Polen is geschonden, maar heeft geen concrete feiten aangedragen die deze claim onderbouwen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende gronden zijn om de overlevering te weigeren. Het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er zijn geen weigeringsgronden die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten toe te staan, conform de bepalingen van de Overleveringswet.