In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een AIO-aanvulling hebben aangevraagd, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank als verweerder. Eisers, die een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangen, hebben hun aanvraag voor de AIO-aanvulling afgewezen zien worden omdat hun vermogen, inclusief een woning in Marokko, boven de toegestane grens ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning in Marokko, die door de eisers is getaxeerd op € 20.235,77, door de verweerder opnieuw is getaxeerd op € 18.000,-. Dit leidde tot de conclusie dat het totale vermogen van eisers boven de voor hen geldende vermogensgrens van € 12.450,- ligt.
Eisers hebben betoogd dat de coronamaatregelen hen belemmerden in de verkoop van de woning aan hun dochter, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregelen buiten de te beoordelen periode vielen en daarom geen beletsel konden zijn. Daarnaast hebben eisers schulden gepresenteerd die zij bij hun kinderen hebben gemaakt voor de inrichting van hun woning in Nederland. De rechtbank oordeelde echter dat de hoogte van deze schulden onvoldoende was aangetoond en dat de onderbouwing van de geldleningen niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank concludeerde dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk verplicht waren om deze leningen terug te betalen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.