ECLI:NL:RBAMS:2021:5174

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
C/13/681190 / HA ZA 20-299
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing over voortzetting WAMCA zaak met betrekking tot collectieve actie inzake dieselemissies

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een rolbeslissing in het kader van een collectieve actie onder de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA). De eiseres, Stichting Diesel Emissions Justice (SDEJ), heeft een collectieve vordering ingesteld tegen verschillende autofabrikanten en dealers in verband met het dieselemissieschandaal. De rechtbank heeft op 3 maart 2021 uitspraak gedaan over de vorderingen van Car Claim, die zich als tussenkomende partij wilde voegen in de procedure van SDEJ. Car Claim heeft betoogd dat er een reëel risico bestaat op tegenstrijdige beslissingen tussen de SDEJ-procedure en de Car Claim procedure, die beide betrekking hebben op de rechten van gedupeerden van het dieselemissieschandaal. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Car Claim niet kan worden toegelaten als voegende partij, omdat zij niet tijdig een collectieve vordering heeft ingesteld en daarmee haar kans heeft gemist om als partij in de SDEJ-procedure op te treden. De rechtbank heeft de vordering van Car Claim afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal in een aparte rolbeslissing worden behandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/681190 / HA ZA 20-299
Vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. Q.L.C.M. Bongaerts te Amsterdam,
e i s e r e s in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r in het incident,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
VOLKSWAGEN AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Wolfsburg, Duitsland,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
AUDI AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Ingolstadt, Duitsland,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
DR. ING. H.C. F. PORSCHE AG,
gevestigd te Stuttgart, Duitsland,
advocaat mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
ŠKODA AUTO A.S.,
gevestigd te Mlada Boleslav, Tsjechië,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
SEAT S.A.,
gevestigd te Martorell, Spanje,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
ROBERT BOSCH GMBH,
gevestigd te Gerlingen-Schillerhöhe, Duitsland,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON'S AUTOMOBIELHANDEL B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLAND VAN DEN BRUG B.V.,
gevestigd te Drachten,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOURGUIGNON LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VALLEI AUTO GROEP HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAGO AALTEN B.V.,
gevestigd te Aalten,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF DAGO B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLEASE BEHEER B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE WAAL AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Tiel,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGEMAN GROEP B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIJM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTURY AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Groningen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO ARENA B.V.,
gevestigd te Venlo,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEALER B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUBORRO B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN DEN UDENHOUT B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN MOSSEL B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN TILBURG-BASTIANEN B.V.,
gevestigd te Breda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
24. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERON AUTO AGENTEN B.V.,
gevestigd te Purmerend,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
25. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-POINT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
26. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS UITHOORN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
27. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS ALKMAAR B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
28. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS DEALER HOLDING B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
29. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON DEALER B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
30. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISKES-KOKKELER AUTOMOBIELBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Hengelo (Overijssel),
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
31. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POUW DEALER B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
32. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO MUNTSTAD B.V.,
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
33. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF VAN BEYNUM WOERDEN B.V.,
gevestigd te Woerden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
34. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO POPPE DE BEVELANDEN B.V.,
gevestigd te Goes,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
35. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMES AUTOBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
36. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HOOGENBOOM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
37. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS ALPHEN AAN DEN RIJN B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
38. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF M. DE KONING B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
39. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BEYNUM GOUDA B.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
40. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITTEBRUG B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
41. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS NIEUWKOOP B.V.,
gevestigd te Nieuwkoop,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
42. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGEMAN ARNHEM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
43. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF MELSE GOES B.V.,
gevestigd te Goes,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
44. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.G.P. BASTIAANSEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
45. de vennootschap onder firma
AUTOMOBIELBEDRIJF GEBR. SCHENKELS,
gevestigd te Nuenen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
46. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERSLUIS AUTOMOBIELEN B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
47. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS ASSEN 2 B.V.,
gevestigd te Assen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
48. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS EMMEN B.V.,
gevestigd te Emmen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
49. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS HOOGEVEEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
50. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF ROTOR B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
51. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF RIJNWOUD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
52/53. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGEBEDRIJF KORTERINK ZWOLLE B.V.,
gevestigd te Rouveen dan wel Staphorst,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
54. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BEYNUM MOORDRECHT B.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
55. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO FLEVO B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
56. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO CARMA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
57. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMES AUTO CASA B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
58. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF JAN KOK B.V.,
gevestigd te Zwolle,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
59. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO TRAA B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
60. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGE W.A. MAAS B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
61. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER LINDEN GROEP SEAT ZOETERMEER B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
62. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN DER LINDEN WADDINXVEEN B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
63. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCG B.V.,
gevestigd te Heteren,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
64. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCT B.V.,
gevestigd te Enter,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
65. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON LUXURY CARS B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
66. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PGZ B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
67. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON LUXURY CARS AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
g e d a a g d e n in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r s in het incident,
en
de stichting
STICHTING CAR CLAIM,
gevestigd te Rotterdam,
e i s e r e s in het incident,
advocaat mr. P. Haas te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna SDEJ genoemd worden, gedaagden 1-5 worden afzonderlijk Volkswagen, Audi, Porsche, Škoda en Seat genoemd, en samen Volkswagen c.s. Gedaagden 6 en 7 worden Bosch respectievelijk Pon genoemd. Gedaagden onder 8-67 worden aangeduid als de Autodealers. Eiseres in het incident zal worden aangeduid als Car Claim.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 23 december 2020;
  • het proces-verbaal van de op 18 januari 2021 gehouden zitting en de daarin vermelde stukken;
  • de brief van mr. Knigge van 22 februari 2021 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
In december 2017 heeft Car Claim op de voet van artikel 3:305a (oud) Burgerlijk Wetboek (BW) bij deze rechtbank een geding aanhangig gemaakt tegen Volkswagen, Audi, Škoda, Seat, Bosch, Pon, het merendeel van de Autodealers, enkele andere autodealers en aanvankelijk ook twee natuurlijke personen; Porsche behoort niet tot de gedaagden. In dat geding (hierna: de Car Claim procedure) komt Car Claim op voor Nederlandse gedupeerden.
2.2.
In de Car Claim procedure is op 20 november 2019 (tussen)vonnis gewezen (ECLI:NL:RBAMS:2019:8741) en is thans een mondelinge behandeling ten gronde gepland op 26 en 27 mei 2021.

3.De hoofdzaak

3.1.
Het petitum van de dagvaarding luidt (met de definities zoals opgenomen in de dagvaarding):
REDENEN WAAROMde Stichting (SDEJ;
rechtbank) de Rechtbank verzoekt te oordelen als volgt:
I TOEPASSING 3:305A NIEUW (WAMCA)
Voor zover de Rechtbank oordeelt dat op de vorderingen de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie van toepassing is, zoals die op 1 januari 2020 in werking is getreden,
Ontvankelijkheid, exclusieve belangenbehartiger en nauw omschreven groep
de Stichting aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger in de zin van art. 1018e(1) (de rechtbank leest:) Rv;
1. te bepalen dat onderhavige collectieve actie op de navolgende groepen van personen en juridische entiteiten betrekking heeft in de zin van artikel 1018d Rv: (hierna gezamenlijk: de
Nauw Omschreven Groep):
1.1
alle personen en/of rechtspersonen die
1.1.1
een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen hebben gekocht, waarbij onderscheid dient te worden gemaakt tussen de volgende subgroepen:
1.1.1.1 Consumenten die hun Getroffen Voertuig nieuw of tweedehands van een Dealer
hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
1.1.1.2 Consumenten die hun Getroffen Voertuig nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die het Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
1.1.1.3 Lessees Kopers die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
1.1.1.4 Lessees Kopers (…) die hun Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
1.1.1.5 Consumenten die hun Getroffen Voertuig van een ander dan een Dealer hebben gekocht;
1.1.1.6 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuigen nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
1.1.1.7 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuigen nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
1.1.1.8 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuig van een ander dan een Dealer hebben gekocht;
of,
1.1.2
een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen uit hoofde van financial lease in bezit hebben, waarbij de Lessee nog geen juridisch eigenaar geworden is:
Opt out
2. te bepalen dat:
2.1
ieder lid van de Nauw Omschreven Groep dat in Nederland woonachtig is of domicilie heeft gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de mogelijkheid zal hebben bij schriftelijk bericht aan de griffie van de Rechtbank te laten weten zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve actie te onttrekken;
2.2
ieder lid van de Nauw Omschreven Groep dat buiten Nederland woonachtig is of domicilie heeft, gedurende een periode van zes maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de mogelijkheid zal hebben bij schriftelijk bericht aan de griffie te laten weten in te stemmen met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering.
Verklaringen voor recht
3. voor recht te verklaren dat:
3.1
ten aanzien van de bescherming van kleine zelfstandigen, dat verenigingen en stichtingen zonder winstoogmerk, alsmede (…) eenmanszaken, combinaties van natuurlijke personen zoals bijvoorbeeld vennootschappen onder firma, of rechtspersonen met slechts één werknemer waarvan de omzet in het boekjaar voorafgaand aan het jaar van aankoop van het Getroffen Voertuig niet hoger was dan EUR 100.000, in de in deze procedure toe te wijzen vonnissen hebben te gelden als consumenten.
3.2
ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken:
3.2.1
de gedragingen van de Autofabrikanten, Bosch en Pon als omschreven in het lichaam van deze dagvaarding kwalificeren als een oneerlijke handelspraktijk en mitsdien jegens de Consumenten onrechtmatig zijn;
3.2.2
de gedragingen van de Autofabrikanten, Bosch en Pon als omschreven in het lichaam van deze dagvaarding aan de Dealers zijn toe te rekenen zodat de oneerlijke handelspraktijken ook aan de Dealers (de rechtbank leest:) kunnen worden tegengeworpen en hun gedragingen onrechtmatig zijn jegens de Consumenten;
3.2.3
de Overeenkomsten die tussen Consumenten en de Dealers (…) – althans voor 14 juni 2014 – tot stand zijn gekomen als gevolg van voornoemde oneerlijke handelspraktijken, vernietigbaar zijn;
3.2.4
de Dealers, de Autofabrikanten, Bosch en Pon gelet op de oneerlijke handelspraktijken jegens de Consumenten hoofdelijk schadeplichtig zijn.
3.3
ten aanzien van dwaling:
3.3.1
de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers bevoegd zijn de Overeenkomsten te vernietigen.
3.4
ten aanzien van conformiteit, productaansprakelijkheid en wanprestatie:
3.4.1
dat de Getroffen Voertuigen niet aan de Overeenkomsten beantwoorden;
3.4.2
dat de redelijke termijn tot herstel of vervanging van de gebreken in de Getroffen Voertuigen ongebruikt is verstreken;
3.4.3
dat de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers gerechtigd zijn van de betreffende Dealers vervanging van het onderhavige Getroffen Voertuig te vorderen voor zover zij hun Getroffen Voertuig nog in hun bezit hebben;
3.4.4
dat de Consumenten, Lessees Kopers en Zakelijke Kopers de bevoegdheid hebben om hun respectieve Overeenkomsten met de respectievelijke Dealers te ontbinden.
3.5
ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken, dwaling, non-conformiteit, productaansprakelijkheid en wanprestatie:
3.5.1
dat de Consumenten, Lessees Kopers en Zakelijke Kopers die op grond van de in het kader van dit petitum toe te wijzen vorderingen, waaronder verklaringen voor recht, vernietiging dan wel ontbinding van de Overeenkomst met de desbetreffende Dealers vorderen, dan wel zaaksvervanging, bij toewijzing daarvan geen vergoeding voor het gebruik van het betreffende Getroffen Voertuig verschuldigd zijn;
3.6
ten aanzien van onrechtmatige daad:
3.6.1
dat ieder van de Autofabrikanten, Bosch, Pon en de Dealers, althans een of meer van hen, jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees onrechtmatig hebben gehandeld;
3.6.2
dat het onrechtmatig handelen van de Autofabrikanten, Bosch en Pon jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees eveneens aan de Dealers kan worden tegengeworpen;
3.6.3
dat ieder van de Autofabrikanten, Bosch, Pon en de Dealers, althans een of meer van hen, zich jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatig handelen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW;
Vorderingen tot vernietiging, ontbinding, zaaksvervanging en schadevergoeding
4. ten aanzien van de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers die ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis nog in het bezit van hun voertuig zijn en die voor het in deze procedure te wijzen eindvonnis niet kenbaar hebben gemaakt hun Getroffen Voertuig te willen behouden, te oordelen als volgt:
4.1
primair:
4.1.1
de vernietiging van de Overeenkomst tussen de Consument, Lessees Koper of de Zakelijke Koper en de desbetreffende Dealers uit te spreken, de betreffende Dealers te veroordelen de gehele koopprijs van het Getroffen Voertuig terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.2
Subsidiair:
4.2.1
de betreffende Dealers van wie de Consument, Lessees Koper of de Zakelijke Koper het Getroffen Voertuig heeft gekocht te veroordelen het Getroffen Voertuig terug te nemen en te vervangen door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
subsidiair
4.2.2
de Autofabrikanten, Bosch en Pon hoofdelijk te veroordelen het Getroffen Voertuig terug te nemen en te vervangen door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.3
Meer subsidiair:
4.3.1
Te verklaren voor recht dat de Overeenkomsten die de Consumenten, Lessees Kopers of de Zakelijke Kopers met de desbetreffende Dealers hebben gesloten zijn ontbonden en deze gehouden zijn aan de betreffende Consumenten en de Zakelijke Kopers de koopprijs terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.4
Meer subsidiair:
4.4.1
Te verklaren voor recht dat de Overeenkomsten die de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers met de desbetreffende Dealers hebben gesloten op eerste verzoek daartoe van een Consument, Lessees Koper of een Zakelijke Koper als vernietigd dan wel meer subsidiair ontbonden hebben te gelden, waarna de desbetreffende Dealers gehouden zijn aan de betreffende Consumenten, Lessees Kopers of Zakelijke Kopers de koopprijs terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.5
meer subsidiair:
4.5.1
de Autofabrikanten, Bosch en Pon en de Dealers hoofdelijk te veroordelen de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers de schade te vergoeden die zij hebben geleden door middel van:
4.5.1.1 – indien de Consument, Lessees Koper en de Zakelijke Koper daarvoor opteert en verzoekt – een schadevergoeding anders dan in geld, namelijk door vervanging van het Getroffen Voertuig door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat de Verweerders daarbij aanspraak zullen kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan;
4.5.1.2 een schadevergoeding.
5. ten aanzien van de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers die ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis niet langer in het bezit van hun Getroffen Voertuig zijn dan wel die voor het in deze procedure te wijzen eindvonnis kenbaar hebben gemaakt hun Getroffen Voertuig te willen behouden:
5.1
De Autofabrikanten, Bosch, Pon en de Dealers hoofdelijk te veroordelen de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers de schade te vergoeden die zij hebben geleden, zoals nader door de Rechtbank vast te stellen.
6. ten aanzien van Lessees:
6.1
De Autofabrikanten, Bosch en Pon hoofdelijk te veroordelen de Lessees de schade te vergoeden die zij hebben geleden, zoals nader door de Rechtbank vast te stellen
7. In alle gevallen waarin een geldvordering wordt toegewezen, deze te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment dat de Gedaagden, dan wel een of meer van hen, in verzuim zijn, waarbij de Stichting ten behoeve van de zakelijke gedupeerden aanspraak maakt op wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW.
8. Gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief, indien van toepassing, de redelijke en evenredige kosten als bedoeld in artikel 1018l lid 2 (de rechtbank leest:) Rv die de Stichting met het oog op de procedure heeft gemaakt, één en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis.
een en ander met dien verstande dat voor zover Uw Rechtbank van oordeel is dat op het onderliggende feitencomplex het collectieve actierecht van toepassing is zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie, dan heeft te gelden dat de vorderingen sub 1, 2 en 3 van dit petitum komen te vervallen, alsmede de vorderingen tot betaling van een schadevergoeding in geld.
3.2.
De hoofdzaak zal, ter onderscheiding van de Car Claim procedure, hierna ook worden aangeduid als de SDEJ-procedure.

4.Het incident

4.1.
Car Claim vorderde bij haar conclusie in incident dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
primair
Car Claim in de SDEJ-procedure toelaat als tussenkomende partij en de SDEJ-procedure:
a. integraal aanhoudt totdat in de Car Claim procedure eindvonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan; dan wel
b. partieel aanhoudt totdat in de Car Claim procedure eindvonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair
Car Claim in de SDEJ-procedure toelaat als voegende partij aan de zijde van SDEJ;
primair en subsidiair
met veroordeling van SDEJ, Volkswagen c.s., Bosch, Pon en de Autodealers in de kosten van het incident en de nakosten, met wettelijke rente.
4.2.
Ter gelegenheid van de zitting van 18 januari 2021 heeft Car Claim de vordering die ertoe strekt dat zij in de hoofdzaak mag tussenkomen ingetrokken. De vordering die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ en de vordering strekkende tot integrale dan wel partiële aanhouding van de hoofdzaak heeft zij gehandhaafd. Car Claim wenst zich aldus te voegen en als gevoegde partij aanhouding te vorderen.
4.3.
Car Claim legt aan de vordering die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ, kort samengevat, het volgende ten grondslag. De Car Claim procedure en de SDEJ-procedure betreffen beide het zogeheten Volkswagen-dieselemissieschandaal. De Car Claim procedure bevindt zich thans in een vergevorderd stadium. De rechtbank heeft rechtsmacht aangenomen en heeft Car Claim op de voet van artikel 3:305a (oud) BW ontvankelijk verklaard. De later aangevangen SDEJ-procedure ziet op vrijwel hetzelfde feitencomplex en draait om vrijwel dezelfde rechtsvragen. Een en ander ten behoeve van de gedupeerden voor wie Car Claim ook opkomt en tegen grotendeels dezelfde gedaagden. Er bestaat een reëel risico dat in de twee procedures tegenstrijdige beslissingen worden gegeven en dat gebeurtenissen in de SDEJ-procedure de rechtspositie van Car Claim en de gedupeerden voor wie zij opkomt nadelig beïnvloeden. Indien en voor zover in en op de SDEJ-procedure de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (de WAMCA) van toepassing is, heeft een uitspraak in de SDEJ-procedure verbindende werking voor alle Nederlandse gedupeerden, waaronder de gedupeerden van wie Car Claim ook in de Car Claim procedure de belangen behartigt. Kiezen deze gedupeerden niet voor opt-out, dan beïnvloedt een beslissing in de SDEJ-procedure hun rechtspositie. In de Car Claim procedure vastgestelde rechten van gedupeerden kunnen teniet worden gedaan met een andersluidend oordeel in de SDEJ-procedure. De individuele gedupeerden kunnen bovendien pas een goed geïnformeerde keuze over opt-out maken als er een uitspraak in de Car Claim procedure is. Ook blijkens een opmerking van de minister tijdens de parlementaire behandeling van de WAMCA ligt het voor de hand dat de WAMCA-procedure (de SDEJ-procedure) wordt aangehouden totdat in de procedure “oude stijl” (de Car Claim procedure) een verklaring voor recht is verkregen en dat daarna pas de WAMCA-procedure wordt voortgezet in aanvulling op het in de procedure “oude stijl” verkregen resultaat. Indien en voor zover in en op de SDEJ-procedure het tot 1 januari 2020 geldende recht van toepassing is, voegt de SDEJ-procedure niet of nauwelijks iets toe aan de Car Claim procedure. Voor zover in dat geval bij de SDEJ-procedure nog enig belang zou bestaan, bestaat in elk geval het risico op onverenigbare beslissingen. Al met al dreigt de SDEJ-procedure de Car Claim procedure op onaanvaardbare wijze te doorkruisen. Door aanhouding van de SDEJ-procedure kan dat worden voorkomen. Dat kan eventueel ook een partiële aanhouding zijn, in die zin dat deze beperkt blijft tot de gedupeerden voor wie Car Claim opkomt (in termen van woon- of verblijfplaats en de betrokken dieselmotor), aldus nog steeds Car Claim.
4.4.
SDEJ en Volkswagen c.s. voeren verweer tegen de vordering van Car Claim die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ. Bosch, Pon en de Autodealers refereren zich ter zake van die vordering aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De rechtbank beperkt zich in dit vonnis tot de beoordeling van de vordering van Car Claim die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ.
5.2.
De ook door andere partijen in de SDEJ-procedure aangekaarte aanhoudingskwestie komt in een separate rolbeslissing aan de orde. Car Claim erkent dat zij gevoegde partij moet zijn om over die kwestie te kunnen en mogen meespreken.
5.3.
Artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt, voor zover hier van belang, dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen.
5.4.
Artikel 217 Rv staat in paragraaf 3 (Voeging en tussenkomst) van de tiende afdeling (Incidentele vorderingen) van de tweede titel (De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg) van het Eerste Boek van Rv.
5.5.
Met ingang van 1 januari 2020 is de WAMCA in werking getreden, de Wet van 20 maart 2019, Stb. 130, tot wijziging van het BW en Rv teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken.
5.6.
Artikel 6:119a lid 2 Overgangswet nieuw BW bevat het voor de SDEJ-procedure relevante met de WAMCA samenhangende BW-overgangsrecht: voor een rechtsvordering die strekt tot gelijksoortige belangen als bedoeld in artikel 3:305a BW en die is ingesteld op of na 1 januari 2020 blijven de voorwaarden van toepassing die golden voor die datum voor zover de rechtsvordering betrekking heeft op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden voor 15 november 2016.
5.7.
Artikel III lid 2 van de WAMCA bevat het voor de SDEJ-procedure relevante met de WAMCA samenhangende Rv-overgangsrecht: titel 14A Rv (Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en collectieve schadeafwikkeling) is van toepassing op gedingen die aanhangig zijn gemaakt op of na 1 januari 2020 en die betrekking hebben op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden op of na 15 november 2016. De rechtbank merkt op dat zij artikel III lid 2 van de WAMCA leest als: “Artikel II
en artikel IIavan deze wet
zijnvan toepassing… et cetera”.
5.8.
In de SDEJ-procedure is nog niet beslist welk recht van toepassing is: het tot 1 januari 2020 geldende recht, het met ingang van 1 januari 2020 geldende recht of een combinatie. In het kader van de beoordeling van het door Car Claim geopende incident zullen beide regelingen in ogenschouw worden genomen.
indien de WAMCA (deels) van toepassing is
5.9.
Vooropgesteld wordt dat Car Claim in de Car Claim procedure en in het onderhavige incident optreedt als rechtspersoon als bedoeld in artikel 3:305a (oud) BW.
5.10.
Op bladzijden 1 en 2 van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat uiteindelijk heeft geleid tot de WAMCA trekt de wetgever de volgende hoofdlijnen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 34 608, nr. 3):
• Het voorstel wil schikken aantrekkelijker maken door verbetering van de kwaliteit van collectieve belangenbehartigers, coördinatie van collectieve procedures en meer finaliteit.
• Er komt één regime voor collectieve acties op grond van artikel 3:305a BW, ongeacht of ze strekken tot schadevergoeding in geld of niet.
• De ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties voor het instellen van een collectieve vordering worden aangescherpt op het punt van
governance, financiering en representativiteit. (…).
• Een collectieve vordering moet een voldoende nauwe band hebben met de Nederlandse rechtssfeer.
• Alle collectieve acties moeten (…) worden aangetekend in een register voor collectieve acties.
• Als meer belangenorganisaties een collectieve vordering willen instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen over soortgelijke feitelijke en rechtsvragen, wijst de rechter uit hun midden de meest geschikte aan als Exclusieve Belangenbehartiger voor alle gedupeerden.
• De niet-aangewezen belangenbehartigers blijven wel partij in de procedure.
• Na aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger kunnen gedupeerden zich aan de collectieve belangenbehartiging onttrekken door een opt out.
• De uitspraak van de rechter in de procedure is bindend voor alle gedupeerden die niet hebben ge-optout.
Aan deze hoofdlijnen houdt de wetgever gedurende de hele wetsgeschiedenis vast, met dien verstande dat hij bij Nota van Wijziging (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 34 608, nr. 7) de mogelijkheid van opt-in heeft toegevoegd.
5.11.
De WAMCA bevat aldus een aantal wezenlijk nieuwe regels, waaronder regels van burgerlijk procesrecht. Titel 14A Rv bestond tot 1 januari 2020 niet.
5.12.
Een van de artikelen uit die titel is artikel 1018b Rv. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de tweede titel van het Eerste Boek van Rv van toepassing is, tenzij in titel 14A anders is bepaald.
5.13.
Car Claim wijst er op zichzelf terecht op dat titel 14A Rv de toepassing van artikel 217 Rv niet met zoveel woorden uitsluit. Uit het systeem van de WAMCA vloeit echter voort dat voor voeging van Car Claim aan de zijde van SDEJ in een WAMCA-procedure geen plaats is. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
a. De door SDEJ op 13 maart 2020 uitgebrachte dagvaarding is op 16 maart 2020 aangetekend in het in artikel 3:305a lid 7 BW bedoelde centraal register voor collectieve vorderingen.
b. Op grond van artikel 1018d Rv had Car Claim in beginsel binnen drie maanden na 16 maart 2020 bij deze rechtbank een collectieve vordering kunnen instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de door SDEJ ingestelde collectieve vordering betrekking heeft, over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen, onder vermelding van de aantekening.
c. Indien Car Claim een dergelijke collectieve vordering had ingesteld, zou de rechtbank, in geval van ontvankelijkheid van zowel Car Claim als SDEJ, op de voet van artikel 1018e Rv in beginsel een van hen als exclusieve belangenbehartiger hebben aangewezen. Deze eiser zou mede zijn opgetreden als vertegenwoordiger van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eiser. De niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eiser zou partij zijn gebleven. De rechtbank zou hebben kunnen bepalen dat ook deze eiser proceshandelingen mocht verrichten.
d. Als het gaat om eisers die collectieve vorderingen instellen, kent de WAMCA aldus een in twee opzichten gesloten systeem. Uit de ontvankelijk geoordeelde eisers wordt met inachtneming van de in artikel 1018e lid 1 Rv vermelde omstandigheden in beginsel één exclusieve belangenbehartiger aangewezen. Deze “meest geschikte” eiser vervult met uitsluiting van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eisers zelfstandig een leidende en coördinerende rol.
e. Vaststaat dat Car Claim niet (tijdig) de weg van artikel 1018d Rv heeft bewandeld. Daarmee heeft zij zichzelf de kans ontnomen om partij te worden in de SDEJ-procedure.
f. Voeging van Car Claim aan de zijde van SDEJ zou het hiervoor beschreven, door de WAMCA-wetgever weloverwogen geïntroduceerde, systeem verstoren. Daarmee zou Car Claim immers, buiten de in de WAMCA gestelde ontvankelijkheidsvereisten en ook buiten de in de WAMCA voorziene aanwijzingsprocedure om, in de SDEJ-procedure alsnog een plaats als partij naast de eisende partij verwerven.
g. De door Car Claim aangevoerde omstandigheid dat nog niet zeker is dat in de Car Claim procedure einduitspraak zal zijn gedaan op het moment dat – indien dat zover komt – in de SDEJ-procedure de mogelijkheid van opt-out wordt geboden, is geen reden af te wijken van voornoemd systeem van de WAMCA. Een keuze voor al dan niet opt-out in een collectieve procedure moet in zijn algemeenheid nu eenmaal worden gemaakt op een moment dat nog niet duidelijk is hoe de procedure zal aflopen. Dat zal hier niet anders zijn.
h. De door Car Claim aangevoerde omstandigheid dat de rechtbank haar in de Car Claim procedure ontvankelijk heeft verklaard, rechtvaardigt niet dat zij alsnog partij wordt in een latere WAMCA-procedure zonder de route van artikel 1018d Rv te volgen. Hetzelfde geldt voor de door Car Claim aangevoerde omstandigheid dat aan haar goede bedoelingen ten aanzien van de belangen van de gedupeerden en aan haar waardering voor de inspanningen van SDEJ niet behoeft te worden getwijfeld.
indien het tot 1 januari 2020 geldende recht (deels) van toepassing is
5.14.
Indien en voor zover in en op de SDEJ-procedure het tot 1 januari 2020 geldende recht van toepassing is, geldt het volgende.
a. “Voeging is de figuur waarbij de derde zich schaart aan de zijde van één van beide partijen, en dus niet méér beoogt dan toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak (voeging aan de zijde van eiser) (…)” (Van Dam-Lely, T&C Rv, aantekening 1.b bij artikel 217).
b. Voor het aannemen van een belang bij de door haar gewenste voeging is nodig dat Car Claim nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de SDEJ-procedure die ongunstig is voor SDEJ (HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692 en HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241). Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de afwijzing van de vordering van SDEJ of het gezag van gewijsde van eindbeslissingen in de SDEJ-procedure zal kunnen hebben voor Car Claim, zie HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:306 en HR 15 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:43. In precedentwerking is niet voldoende belang gelegen, ook niet als het gaat om sterk op elkaar gelijkende zaken tussen deels dezelfde partijen (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602).
c. Car Claim heeft onvoldoende onderbouwd welke nadelige gevolgen zij kan ondervinden van een voor SDEJ ongunstige uitkomst van de SDEJ-procedure. De enkele stelling dat een risico op tegenstrijdige beslissingen bestaat, is in dit geval niet toereikend, omdat het gezag van gewijsde van eindbeslissingen in de SDEJ-procedure op zichzelf voor Car Claim geen gevolgen heeft, en dat laatste heeft Car Claim ook niet gesteld.
in beide gevallen
5.15.
In aanvulling op hetgeen hiervoor is overwogen, geldt nog het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat deels overlap bestaat tussen de personen van wie Car Claim en van wie SDEJ de belangen behartigen. De personen voor wie Car Claim opkomt zullen in ieder geval ten dele onderdeel uitmaken van de in artikel 1018e lid 2 Rv bedoelde nauw omschreven groep van personen wier belangen SDEJ in de SDEJ-procedure behartigt. Deze personen zullen, voor zover zij in Nederland wonen of verblijven, in beginsel aan WAMCA-beslissingen gebonden zijn, zie onder meer artikel 1018k lid 1 Rv. Car Claim wil dit laatste voorkomen door als gevoegde partij aanhouding van de SDEJ-procedure te vorderen. Zij beoogt aldus (vooralsnog) geen toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak. Integendeel, zij wil in elk geval voorlopig ieder inhoudelijk oordeel in de hoofdzaak voorkomen. Zij staat hierin lijnrecht tegenover SDEJ. Voeging is een rechtsfiguur die het voor een derde partij (met een belang) mogelijk maakt om zich aan de zijde te scharen van een van partijen in een aanhangig geding. Daarin ligt besloten dat de voegende partij enkel het standpunt van de partij aan wiens zijde gevoegd wordt, kan ondersteunen en niet iets anders kan vorderen. Nu dit laatste wel de insteek van Car Claim is – aanhouding van de procedure, terwijl SDEJ daartegen is – kan de voeging ook om deze reden niet worden toegewezen.
conclusie
5.16.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat het gevorderde dient te worden afgewezen.
5.17.
Car Claim zal als de in het ongelijk gestelde partij in het incident in de kosten van Volkswagen c.s. worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op EUR 1.126,00 (twee punten, tarief II) aan salaris advocaat. De nakosten zullen (ambtshalve) worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.
Aangezien Bosch, Pon en de Autodealers zich ten aanzien van de voeging hebben gerefereerd en SDEJ niet heeft gevraagd Car Claim in de kosten te veroordelen, zal de rechtbank de kosten in het incident tussen voornoemde partijen compenseren.

6.De hoofdzaak

Zoals hiervoor onder 5.2 reeds is vermeld, komt de aanhoudingskwestie in een separate rolbeslissing aan de orde. In dit vonnis zal daarom geen beslissing worden genomen over (het vervolg van) de hoofdzaak.

7.De beslissing

De rechtbank:
in het incident:
7.1.
wijst het gevorderde af;
7.2.
veroordeelt Car Claim in de aan de zijde van Volkswagen c.s. gevallen kosten van het incident, tot dit vonnis begroot op EUR 1.126,00;
7.3.
veroordeelt Car Claim in de na dit vonnis aan de zijde van Volkswagen c.s. ontstane nakosten, begroot op EUR 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Car Claim niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met EUR 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
7.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
compenseert de kosten van het incident tussen Car Claim en SDEJ, Bosch, Pon en de Autodealers in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. J.T. Kruis en mr. M.L.S. Kalff, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.