In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 januari 2021 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een ervaren skiër, [gedaagde], die in januari 2018 op een indoorskibaan in Spaarnwoude in botsing kwam met een onervaren vrouwelijke skiër, [eiseres]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het ongeval. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 april 2020, waarin [eiseres] de opdracht kreeg bewijs te leveren dat [gedaagde] met haar in botsing is gekomen. Tijdens het getuigenverhoor verklaarde de skileraar dat [gedaagde] [eiseres] aan de rechterzijde heeft geraakt, wat leidde tot haar val. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] een zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden, aangezien hij onvoldoende afstand heeft gehouden en [eiseres] in gevaar heeft gebracht.
[gedaagde] voerde aan dat [eiseres] eigen schuld had, omdat zij als onervaren skiër op een steile piste bochten maakte en FIS-regels overtrad. De rechtbank oordeelde echter dat [eiseres] op grond van de FIS-regels mocht verwachten dat zij als voorligger voorrang had en dat [gedaagde] haar veilig zou passeren. De rechtbank wees het beroep op eigen schuld van [gedaagde] af en concludeerde dat er geen sprake was van schending van de schadebeperkingsplicht door [eiseres].
De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de schade, die nader moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure, en heeft [eiseres] een voorschot van € 2.500,00 op de immateriële schadevergoeding toegewezen. Tevens is [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van skiërs in het verkeer op de piste en de toepassing van de FIS-regels.